zich ergens bevindt, waar geen onmiddellijke hulp te verkrijgen is, terwijl in het laatste vermeld is, dat de straffen bij dit Wetboek ge steld op de bepaaldelijk aangegeven artikelen en titels van het tweede boek mede van toepassing zijn, wanneer een dier feiten wordt gepleegd tegen of met betrekking tot de bondgenooten van den staat of personen, die deel uitmaken van hunne krijgmacht in een gemeenschappelijken oorlog, onder voorwaarde dat bij wet of trak taat wederkeerigheid gewaarbord zij. Vooral voor dienstweigering en insubordimatie is van belang de bepaling van artikel 60 luidende, dat onder feiten in dienst ge pleegd, worden mede begrepen, die gepleegd ter zake van dienst aangelegenheden. Hiermee is, zij het dan ook vluchtig de bedoeling heeft immers alleen voorgezeten om den Lezer met het karakter van dit wetboek in kennis te brengen het algemeen gedeelte van het Wetboek van Militair Strafrecht behandeld. Rest thans een overzicht te geven van den inhoud van het Tweede Boek, de lezer zal in dit opstel allerminst kunnen verwachten, dat in de eerste plaats de zgn. oor logsdelicten behandeld worden; ik acht die hierin in het geheel niet op zijn plaats en ten tweede zullen die delicten, welke tot nog toe de Krijgsraden bezighouden onder de vigeur van de huidige Wet geving nagegaan worden om dan tot een vergelijking te komen. Wordt vervolgd.) Mr. P. A. F. Blom, Auditeur=Militair bij den krijgs raad te Magelang. 67ti

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 10