beheerschen, daarmede de strategiezijn de kwade elementen in de oorlogvoering en daarom „for every thought a General gives to the head he gives two to the tail", zooals Ceneraal Crowe van de Army Artillery het zeer juist uitdrukt. De intendancedienst bij de „Schutztruppe" in D. O. A. bestond volgens een mij ter beschikking zijnde troepenindeeling in 1911 uit één „Intendanturrat", een kapitein van de reserve en watonderge- schikt personeel. De „Intendantur" was gevestigd te Dar-es-Salam. Aan deze samenstelling zal wel niet veel veranderd zijn, toen de Engelsche kruisers den 8sten Augustus 1914 voor de haven van Dar-es-Salam verschenen. De militaire commandant, overste, later Generaal VON Lettow- VORBECK stond dus voor de noodzakelijkheid zich een intendance- en etappendienst te verschaffen. Om nu een verplegingsdienst te velde goed te doen functionneeren is het noodig 1. dat men beschikt over daarvoor geschikt personeel, 2 dat men een economisch verplegingsstelsel ontwerpt, hetwelk de economische verplegingsmogelijkheden weet dienstbaar te maken aan den strategischen- of tactischen verplegingsdienst. 3. dat de meest nauwgezette samenwerking en het wederkeerig begrijpen verzekerd is tusschen het opperbevel en diens ver plegingsdienst. Personeel. Lettow's eerste werk moest dus zijn om zich van personeel te verzekeren en krachten uit te zoeken, waarvan hij de overtuiging had, dat die hem met succes ter zijde zouden kunnen staan in zijn uiterst moeilijke taak. Geschoold personeel was er in de kolonie niet, dus moest Lettow zijn toevlucht nemen tot ongeschoolde krachten. Tot Chef van de etappenleiding, tevens militair bevelhebber in het oosten inclusief Dar-es-Salam, werd benoemd de Saksische generaal Wahle, die ter gelegenheid van de tentoonstelling toeval lig in D. O. A. vertoefde; zijn standplaats werd Morogoro „Feldintendant" werd de kapitein der landweer Schmid, ver moedelijk de Intendant der „Schutztruppe'' in vredestijd. Deze „Feld intendant" heeft geen te belangrijke rol gespeeld en moest reeds aanstonds wegens ziekte worden vervangen door den 52-jarigen planter uit Oesambara, Kapitein der landweer Feilke, die zich vrijwillig ter beschikking had gesteld en eertijds adjudant van het 8ste bataljon jagers was. 680

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 12