Welk een waarde Lettow hechtte aan de medewerking van een
bekwaam intendant, getuigt zijn oordeel over Feilke, n.l. dat „die-
ser welterfahrene und geschickte Offizier aufs glücklichste, die für
den schweren Posten eines Intendanten erwünsche militarische Vor-
bildung und wirtschaftliche Begabung" in zich vereenigde.
Later zullen wij zien, dat Feilke om gezondheidsredenen vervan
gen is moeten worden resp. door Kapitein der Reserve Freiherr
von Ledebur, Oud-Kapitein Richter „ein alterer Herr-' en ten slotte
door den „hierin zunachst nicht eingearbeiteten" Oud-Majoor von
Stuemer, die chef was van de etappelij n Morogoro Korogwe
(Mombo). Later echter ontmoette ik den kranigen Feilke wederom
als „Feldintendant."
Behalve deze oud-troepenofficieren en planters waren bij den
intendancedienst werkzaam als onderofficier employés van cultuur
ondernemingen, die als „Kriegsf rei williger" werden belast met om
vangrijke verplegingswerkzaamheden en een niet gering deelhebben
bijgedragen tot de volharding, waarmede de troepen hebben ge
streden voor het behoud der kolonie.
Maar, behalve militairen, hebben ook hier en daar particulieren
zich belast met de troepenverpleging en is zelfs chef van den etap
pen- en verplegingsdienst in Rubengera (Roeanda) een zendeling
geweest.
Uit de weinige, bovenaangehaalde gegevens blijkt dus reeds vol
doende, welk een wissel getrokken moest worden op den practi-
schen geest van het met de verpleging belaste personeel en hoe
alleen absolute toewijding aan de goede zaak het mogelijk heeft
kunnen maken, dat zooveel tot stand is kunnen worden in vier ja
ren van geheele isolatie. Geheel onvoorbereid is hier iets geïm
proviseerd, dat naar de omstandigheden schitterend heeft gewerkt.
De basis, waarop de verplegingsdienst in D.O.A. heeft gerust en
welke voor iedere militaire verpleging de grondslag behoort te zijn,
is de economische verplegingsdienst.
Voor een juist begrip van dezen dienst zijn twee hoofdvereisch-
ten van belang, n.l.:
1. de studie van economische mogelijkheden van het aanstaande
of eventueele oorlogsterrein, in den meest uitgebreiden zin, d.i.
de kennis van voortbrengselen, klimaat, regens, bevolkingsdicht
heid, in het kort de economisch-geograpische en de ethno-
grapisch-agronomische omstandigheden in die streek. Men dient
te kennen den staat van de wegen, zoowel spoor- en straat
wegen als waterwegen, rivieren, enz. enz.
681