Eenige bescboumingen omtrent den opmarscb nan de 7de Franscbe Din. 22 Rug. 1914 behandeld in „De fl. B. bij de noorhoede," I. (D. C, Ölei 1920. Het artikel in bovenaangehaalde aflevering, waarin werd behandeld de plaats van den A. B. bij de voorhoede, toegelicht door een voor beeld uit den jongsten oorlog, geeft mij aanleiding de maatregelen aan Fransche zijde nader onder de oogen te zien, vooral omdat de gebeurtenissen aan die zijde zooveel oveneenkomst hebben met die, welke wij steeds bij onze manoeuvres kunnen waarnemen. In herinnering zij gebracht, dat de taak van de divisie inhield over Ethe en St.-Leger op te trukken naar Vance (noord ervan) en eiken vijand, die naar het westen wilde oprukken en het 2de korps zou bedreigen, terug te werpen. Vertrek van Ethe 5 v. De korpsartillerie en de genie zouden de divisie volgen. De beveiliging der flanken der div. door het daarbij ingedeelde eskadron moest „trés active" zijn. Door den commandant van het 4de korps, tot welke eenheid de 7de div. behoorde, waren geen maatregelen genomen tot beveiliging van de rechter flank der 7de div; wellicht rekende men er op, dat de opmarsch van het 5de legerkorps oostelijk van deze div. wel de noodige veiligheid zou verschaffen. Door de late ontvangst (2- 2. 30 v.) van het bevel van den com mandant van het legerkorps werd het vertrek der div. vertraagd. Het 14de regt. huzaren, hetwelk te Chenois en St. Mard gelegerd was geweest, werd over Latour, waar het versterkt zou worden door 1/3 regt. van de 14de brigade, naar Vance gedirigeerd, om van daar uit in noordwestelijke richting te verkennen; uur van afmarschuit Chenois 4 v. De indeeling der marschcolonne was als volgt: voorhoede, onder den commandant der 14de brigade: 1 regt., afd. V. A. (3 batterijen a 4 stukken), 1 comp. genietroepen, 2 pel. cav. Div. commandant: tusschen voorhoede en hoofdmacht. 715

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 47