Schrijver geeit terecht aan, dat het nooit in de bedoeling kan zijn geweest, dat de A. B. tijdens het gevecht zijn standplaats in of nabij de voorste lijn moet kiezen. Dat zulks bij manoeuvres als regel het geval is, valt uit de manoeuvretoestanden te verklaren. Zeer zeker is het moeilijk zich te ontrekken aan de aantrekkings kracht van het gevecht, maar door oefening reeds in vredestijd kan veel worden bereikt. De vrees, dat de zaken niet goed zullen gaan, indien hij zelf niet aanwezig is is ook één der redenen, waarom de ct. dikwijls zoo ver naar voren gaat. Heeft men ver trouwen in zijn ondergeschikten en heeft men hen opgeleid tot zelfstandig handelen en hen doordrongen van den geest van den ct., dan kar men meer aan hun beleid over laten en dus rustig meer achterwaarts blijven. Een opstelling van den ct. in het gevecht te ver naar voren brengt zeker voor de hoogere troepeneenheden groote nadeelen met zich, doch als tegenwicht tegen de aantrekkingskracht van het gevecht is dan ook de eisch gesteld aan de hoogere bevel voerders, dat zij moeten uitmunten in militaire eigenschappen, zoo dat kan worden verwacht, dat zij zich steeds rekenschap zullen geven van hun handelingen. De nederlaag door de divisie geleden moet o.i. worden toege schreven aan de slechte marsch- en vooral de zeer slechte ge vechtsbeveiliging (het onbezet laten van Bleid), de te late ont wikkeling van de voorhoede en waarschijnlijk de zucht van den div. ct. om nog meer gegevens van den vijand te verkrijgen, al vorens bevelen aan de hoofdmacht te geven. Klaarblijkelijk had hij gedurende den marsch nog niet overdacht, welke maatregelen genomen moesten worden, wanneer de voorhoede op tegenstand zou stuiten; vandaar zijn verplaatsing naar Ethe en het niet geven van bevelen voor de ontwikkeling van het geheel. De opstelling van den div. ct. te Ethe, hoewel o. i. onjuist, is slechts een bijkomende omstandigheid. 721

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 53