groote schaal noodelooze opvoer noodig, want met de ongebruikte deelen bleven de magazijnen zitten. Bovendien was dit zeer on economisch. In den loop van den oorlog werd het begrip ,,vuurdag" vastgesteld. Een vuurdag voor een kanon van 7,5 cM bedroeg 500 schoten, voor de zwaardere, lange en korte kanonnen 100, 120 of 150 schoten. Bij sommige aanvallen moesten voor de kanonnen 5 tot 7 vuur- dagen in de verbruiksmagazijnen worden klaargelegd. Welk een arbeid hiervoor noodig was, laat schrijver zien uit het voorbeeld van den aanval van het Amerikaansche leger, dat opereerde tus- schen Maas en Aisne. Dit leger beschikte over 1582 kanonnen van 21 verschillende kali bers, waarvoor 7 dagen munitie moest worden opgevoerd. Hiervoor waren 7178 spoorwagens noodig, die een trein van 80 km lengte zouden vormen. De opvoer duurde 13 dagen. De grootste moeilijkheid leverde de opvoer van de spoorwegsta tions naar de troepenmunitiedepöts, daar de Fransche autoriteiten- uit beleefdheid—aan de Amerikanen alle vrachtauto's hadden afge staan en het 4de bureau derhalve zoo goed als niets meer voor dat vervoer over had. Dat alles toch in orde kwam, is alleen te danken aan de reusachtige arbeidsprestatie van het treinpersoneel. dF. 730

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 62