blijken en bij de nabestaanden desgevraagd geen bezwaar er tegen bestaat. Verder werd gewenscht geacht het verstrekken van wit goed bij het overlijden van leden van het gezin van Inlandsche mi litairen ook voor zooveel betreft de concubines. Het hier aan 't woord zijnd lid deelde voorts mede, dat er aan het begraven der lijken van Mohammedaansche soldaten uit ritueel oogpunt onvol doende zorg wordt besteed en daarbij de hulp van een Moham- medaanschen priester vaak wordt ontbeerd. Kunnen ter zake geen voorzieningen worden getroffen door de aanstelling van Moham medaansche godsdienstleeraars ten behoeve van de Inlandsche militairen, zoo luidde zijn vraag. Een ander lid meende, dat voor de verzorging der geestelijke belangen der Christelijke soldaten de aanstelling van Roomsche en Protestantsche veldpredikers gewenscht ware. 27. Concubinaat. Instemming werd betuigd met de toezegging van den Gouverneur-Generaal, gedaan in diens laatste openingsrede, dat eene beperking van het concubinaat in uitzicht wordt gesteld. Omtrent de daartoe te nemen maatregelen zou men gaarne worden ingelicht. 28. Raad van defensie. Dat de Regeering gekant is tegen het denkbeeld tot instelling van een Raad van Defensie, terwijl zij zich wel verklaarde voor de instelling van een commissie ad hoe, achtte men eenigszins eigenaardig. Men was van meening, dat aan een lichaam als de Raad van Defensie veel verder strekkende bevoegd heden zouden kunnen worden toegekend dan aan een commissie ad hoe. 29 Bedelaarskolonie nabij kampement Djatingaleh. Het had de bevreemding van enkele leden gewekt, dat de plannen tot stichting van een bedelaarskolonie te Semarang geen voortgang kunnen heb ben, omdat door het departement van Oorlog het bezwaar is opge worpen, dat die kolonie te dicht bij het nieuwe kampement te Dja tingaleh zoude komen. Dit bezwaar konden deze leden in het ge heel niet deelen. Zij betoogden, dat de afstand tusschen kolonie en kampement zeker niet gering is en tenminste 1 paal bedraagt, ter wijl voorts de bedelaars de kolonie niet zullen mogen verlaten en gevaar van besmetting of overlast voor het kampement volkomen denkbeeldig is. Indien inderdaad de door het departement opgewor pen bezwaren aanleiding hebben gegeven tot het niet-plaatsen van de kolonie op het aanvankelijk daarvoor bestemde terrein, achtten de hier aan het woord zijnde leden de vertraging hierdoor in den bouw van die nuttige inrichting veroorzaakt geheel ongemotiveerd. 30. Personeelsvoorziening. Inlichtingen werden gevraagd om trent de personeelsvoorziening in het leger. De toelichting op on- derafdeeling 908 spreekt van een „tijdelijke" vervanging; hieruit valt op te maken, dat in de eerste plaats gezocht wordt naaruit- heemsche krachten en pas als er tekort is, naar inheemsche, geheel in afwijking van het systeem, dat bij de behandeling van het be- zoldigingsstelsei algemeen werd aanbevolen. 31. Inkrimping van het leger. Men zou gaarne vernemen, welke plannen er thans bestaan ten aanzien van de invoering van eene 736

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 68