een der feiten plegen omschreven in de artikelen 92 (mondelinge of schriftelijke insubordinatie), 94 (feitelijke insubordinatie) en 133 (het opzettelijk niet opkomen in werkelijken dienst van den milicien verlof ganger of anderen militair niet tot de militie behoorende). W. v. M. S. Aan alle militairen wordt bekend gemaakt, dat zij onder de militaire tucht staan. Daaraan heeft de Commissie vd nog een artikel 45a gevoegd, luidende, dat hij, die feitelijk dient bij de krijgsmacht, van rechtswege als militair wordt aangemerkt, tenzij aannemelijk wordt gemaakt, dat hij niet valt onder een der bepalingen van 1° of 2° van artikel 45 zeiven. In een nieuw artikel 46 wordt, hetgeen in sub 2° is aangegeven, nog eens nader uitgewerkt en bepaald, dat de vrijwilliger, milicien of landweerman geacht wordt in werkelijken, dienst te zijn Io zoodra hij, tot den dienst op geroepen, ter plaatse zijner bestem ming is aangekomen, totdat hij met groot verlof wordt gezonden; 2o zoolang hij deelneemt aan militaire oefeningen of militair onder richt dan wel eenige andere militaire werkzaamheden verricht; 3o zoolang hij bij eenig onderzoek als verlofganger tegenwoordig is; 4o wanneer hij uniform-kleeding of het voor hem vastgestelde kenteeken of onderscheidingsteeken draagt. De landstormplichtige wordt daarentegen geacht in werkelijken dienst te zijn: Io van het oogenblik, waarop hij zich ingevolge de oproeping voor den werkelijken dienst heeft aangemeld of voor dien dienst is overgenomen, totdat hij huiswaarts wordt gezonden; 2o wanneer hij uniform-kleeding of ,het voor hem vastgestelde kenteeken of onderscheidingsteeken draagt. Daarnaast is voorts bepaald, dat onder militairen worden gegrepen Io zij, die bestemd zijn voor de krijgsmacht in de koloniën of bezittingen van het rijk buiten Europa, benevens zij, die behooren tot die krijgsmacht, zoolang de genoemde personen zich buiten de koloniën of bezittingen of aan boord van een Nederlandsch oor logsvaartuig bevinden 2o de tot eenigen mililairen dienst gebruikt wordende gewezen militairen, in welk geval zij worden geacht den laatstelijk door hen bekleeden rang of den hoogeren, die hun bij of na het verlaten van den militairen dienst is toegekend, te bekleeden; 3o de militie-commissarissen telkens, wanneer zij als zoodanig dienst verrichten. Aan allen dient echter de mededeeling gedaan te worden, dat zij onder militaire tucht staan. 674

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 6