verhouding bestaat, zelfs wanneer men aanneemt, dat het verloop
bij de artillerie naar verhouding aanmerkelijk grooter is dan bij de
infanterie.
Die wanverhouding zal nu moeten worden goedgemaakt door
het aantal adspirant-infanterie-officieren, dat bij .den H. C. wordt
opgeleid. Het behoeft echter wel geen betoog, dat zulks niet wel
mogelijk is zonder het gehalte der aanvulling belangrijk te schaden,
terwijl er dan nog geen sprake is van aanvulling van het bestaande
aanzienlijk tekort aan luitenants.
Wanneer in dezen toestand niet snel en afdoende verbetering
komt, dreigt het voor de infanterie uit te loopen op een débacle. Wat
dat zeggen wil, springt van zelf in het oog, wanneer men bedenkt,
dat de infanterie in Indië het gezagsinstrument bij uitnemendheid
is, het absoluut onmisbare element voor de verzekering van inwen
dige orde en rust over heel het uitgestrekte gebied van den N.I.
Archipel. Wij zouden, wat dit betreft, in Indië bijwijze van spreken
alles kunnen missen behalve de infanterie. Zonder infanterie is het
uit met het Nederlandsche gezag in Indië, ook zonder dat een bui-
tenlandsche mogendheid een vinger naar het bezit daarvan uitstrekt.
De voor de infanterie besteede uitgaven zijn dan ook ten volle te
beschouwen als uitgaven voor productieve doeleinden, evenzoogoed
als de uitgaven voor politie.
Men hoort vaak de meening verkondigen, dat de verschrikkingen
van den jongsten grooten oorlog een algemeenen afkeer hebben
gewekt tegen het beroep van militair en dat daarnaast de onzeker
heid omtrent hetgeen men eigenlijk met het leger voor heeft als
grondoorzaak moet worden beschouwd van de hoogst onbevredi
gende aanvulling van het officierskorps. Het is mogelijk, dat deze
factoren renmend zullen werken in de toekomst, zij kunnen echter
moeilijk worden aangemerkt als de oorzaken van het sedert lang
bestaande incompleet bij de infanterie.
Het staat naar mijn oordeel vast, dat, ondanks alles, de militaire
stand steeds voor een deel van de jongelingsschap en volstrekt
niet het minste deel om tal van redenen zijne bekoring zal blijven
behouden. En er schijnt mij voorshands geen reden om er aan te
twijfelen, dat de aanvulling van het Indische officierskorps in de
toekomst aan de behoeften zal kunnen blijven voldoen, mits de
positie van den Indischen officier voldoende begeerlijk wordt gemaakt.
De komgpde salarisverbetering is een flinke stap in de goede
richting om in het algemeen den lust om officier te worden te
prikkelen. Het valt echter ten zeerste te betwijfelen, of de infanterie
749