daarvan wel voldoende profijt zal trekken. Immers de positie van
den officier wordt niet alleen bepaald door de inkomsten, aan iede-
ren rang verbonden, doch ook en niet minder door de kansen op het
bereiken van een bepaalden rang binnen een redelijken tijd. Voldoen
de in dit opzicht aan te bieden vooruitzichten niet aan redelijke
eischen, dan ligt'het voor de hand, dat de gevolgen daarvan zich
zullen doen gevoelen, bij de beroepskeuze en zulks te meer, wanneer
den jongeling, dien we gaarne voor de officiersloopbaan zouden zien
opgaan, verschillende andere, meer en betere vooruitzichten belovende
betrekkingen worden opengesteld, zonder dat hij het voordeel van
opleiding op kosten van het Rijk behoeft prijs te geven. Nu staat,
wat vooruitzichten betreft, de officieren in het algemeen zeer ten
achter bij tal van andere gelijkwaardige categorieën van gouverne
mentsambtenaren. In de hoogerbedoelde volksraadzitting maakte
de Legercommandant o.a. eene vergelijking ten deze tusschen de
officieren en de ambtenaren van het B. B., welke vergelijking zeer
belangrijk in het voordeel van laatstgenoemden uitviel. En wanneer
men nu bedenkt, dat de infanterie-officier nog weer aanzienlijk
achterstaat bij zijne collega's van de andere wapens, dan wijst het
zich vanzelf uit, dat verbetering van de positie van den infanterie-
officier, naast eene betere salariëering, moet worden gezocht in
verbetering van zijne kansen om de verschillende rangen, tot en
met de hoogste, te bereiken. Die kansen zijn nu, zoowel absoluut
als betrekkelijk gesproken, b e s 1 i s t onvoldoende. Feitelijk
heeft men dit reeds lang ingezien, en inderdaad is reeds eerder langs
verschillende wegen getracht daarin verbetering te brengen. Nagenoeg
uitsluitend heeft men het daarbij echter gezocht in het kunstmatig
bevorderen van het verloop, vooral in de kapiteins- en lagere hoofd
officiersrangen. Zoo werd een 25 jaar geleden ook bij ons een
leeftijdsgrens voor het bereiken van den majoorsrang ingesteld. Nadat
deze regeling enkele slachtoffers had gemaakt, moest zij weder
worden losgelaten, omdat zij in het leger algemeen met grooten
tegenzin werd ontvangen. Daarna zou de beoordeeling van de vak
kennis het middel moeten worden om tot een minder tragen gang
van de bevordering te geraken. Dit middel heeft gefaald, moest
ook falen. De redenen daarvan heb ik reeds elders uiteengezet; ik
acht het noodig noch gewenscht daarop hier terug te komen. Sedert
een paar jaren tracht men nu de te langzame promotie te bespoe
digen door de luitenant-kolonels, die niet voor bevordering in aan
merking komen, te ontslaan, zoodra zij het pensioen in hun rang
hebben verdiend. Nu is een dergelijk correctief volkomen teverde-
750