tigde, die duidelijk in het licht stelde, dat zelfs in Europa de leer meesters nog ontbreken om in elk dorp, in elke stad naar eisch te werken aan de voorbereiding der volksweerbaarheid, zooveel te meer in Indië. Bij de behandeling van de vraag, op welke wijze de hoog noodi- ge uitbreiding onzer weermacht moet worden nagestreefd, besprak de Regeeringsgemachtigde de rol, welke de vloot, en die, welke het leger bij de verdediging van Indië te vervullen hebben, waarbij hij tot de slotsom kwam, dat de eenig mogelijke volstrekt afdoen de verdediging van ons eilandenrijk, n.I, door een voldoend sterke vloot, wegens de daaraan verbonden, groote financiëele en perso- neele offers, ook in een afzienbare toekomst voor ons onbereikbaar is, en dat wij ons daarom moeten vergenoegen met een vloot van min of meer bescheiden afmetingen met veel klein materieel en daarnaast een landmacht, die voldoende waarborg biedt, dat een verovering, voorloopig van het hoofdeiland, niet zoo gemakkelijk zal zijn als in de tegenwoordige omstandigheden, waarbij uit te gaan van de beginselen reeds ontwikkeld in de memorie van ant woord op het afdeelingsverslag over de oorlogsbegrooting voor 1919 (1) en in de memorie van toelichting van het militieontwerp^ De Heer Bergmeijer moest dus tot zijn teleurstelling ondervinden, dat de denkbeelden van den tegenwoordigen burgemeesler van Bunschoten door den gemachtigde der Regeering niet gedeeld werden. De Regeeringsgemachtigde roerde ook de sterkte van het jaarlijk- sche contingent aan. Nu had, zooals ik al op blz. 615 e. v. heb medegedeeld, de memorie van antwoord uiteengezet, dat de invloed van de sedert tot stand gekomen aansluiting van Nederland bij den volkenbond op de verdere ontwikkeling van het Indische krijgs wezen nog niet kon worden overzien; duidelijkheidshalve laat ik de desbetreffende paragraaf uit de memorie van antwoord hieronder in haar geheel volgen: „Op den voorgrond stellende, dat bij de Regeering de overtuiging „bestaat, dat binnen afzienbaren tijd een leger kan worden gevormd, „aan hetwelk met vertrouwen de verdediging, in de eerste plaats „van het eiland Java, kan worden opgedragen, en dat de middelen, „welke dat leger in staat moeten stellen den strijd te voeren, gelei ndelijk voor een deel h. t. 1. zullen kunnen worden aangemaakt of „verkregen en overigens in vredestijd kunnen worden opgelegd, 760 1) Zie 1, M, T., 1918 blz, 634 e, v,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 22