Van deze gelegenheid maakte de Regeeringsgemachtigde gebruik
om te ontkennen, dat de verdwijning van de Eur. beroepssoldaten
in den laagsten rang hetzelfde zou opleveren als sommigen van de
Inl. militie verwachten. „Bij geen van de onlusten, die wel eens
„ergens plaats hadden, vernam men ooit, dat daaraan ook maar één
„vroeger soldaat deelnam, en waar zij op Java bij duizenden aan
wezig zijn, vraag ik mij af, of het gevaar van die duizenden niet
„even groot moet worden geacht als dat, hetwelk wij van de zijde
„van de militieplichtigen zouden kunnen loopen."
Geheel in overeenstemming met het vertrouwen, dat de Reg.
aldus in het Indische volk stelt, was de volstrekte verwerping van het
denkbeeld van den Heer van der Jagt om hier een uit Nederland
afkomstige troepenmacht te detacheeren; zeer terecht meende de Reg.,
dat een dergelijke maatregel aan wantrouwen in het inheemsche volk
toegeschreven zou worden en daaraan wil zij zich niet blootstellen.
Den wankelmoedigen, die nog niet gerustgesteld waren, stak
de Reg. een riem onder het hart door erop te wijzen, dat zij toch
altijd kon rekenen op het beter willende deel der bevolking, op
de Eur. dienstplichtigen, waarvan de militie op 10.000 en de
landstorm op 12 a 13,000 man geschat worden, op het staande
leger, dat op Java nog lange jaren een sterkte van ong. 10.000 man
zal behouden.
De vraag van den Heer Tjipto Mangoenkoesoemo, of het mili-
tieleger ook gebruikt zou worden tegen mogelijke rustverstoringen
onder de eigen bevolking, werd onder verwijzing naar de stukken
bevestigend beantwoord. De Regeeringsgemachtigde had hier gele
genheid te wijzen op de beteekenis van het leger als machtsmiddel
van de Reg., wanneer het andere machtsmiddel, de politie, on
machtig blijkt tot handhaving van orde en rust.
Op de andere vraag van den Heer Tjipto Mangoenkoesoemo,
n.l. binnen hoeveel jaar toekenning van zelfbestuur en staatkundige
rechten kon worden tegemoetgezien, kon de Regeeringsgemachtigde
natuurlijk geen stellig antwoord gevenhij kon alleen herhalen,
wat de Reg. al meermalen gezegd heeft, n.l., „dat zij voorgaat op
„den weg, die leidt naar zelfbestuur, doch het oogenblik te bepa-
„len, waarop dat einddoel zal worden bereikt, is haar niet moge
lijk; dat zal ook voor een deel afhangen van het volk zelf Dat
wachten met invoering van de Inl. militie, tot het Indische volk
zou zijn in het genot van zelfbestuur met volledige staatkundige
rechten, wel eens zou kunnen uitloopen op de komst van een anderen
overheerscher, die het verleenen van zelfbestuur c.a. ad calendas
764