graecas zou uitstellen, maakte natuurlijk niet den minsten indruk
op den Heer Tjipto Mangoenkoesoemo.
Sprekende over den graad van ontwikkeling vereischt voor de
a.s. Inl. miliciens, was de Regeeringsgemachtigde van oordeel, dat,
van een zuiver militair standpunt beschouwd, inlijving van ontwik
kelden alleen de voorkeur verdient. Het was echter gebleken, dat
de directeuren van binnenlandsch bestuur en van onderwijs en
eeredienst zich krachtig tegen toepassing van dat beginsel zouden
verzetten, dat een van hen zelfs de kabinetsquaestie gesteld had. Het
belang van de landsverdediging moest dus, zooals gewoonlijk, wij
ken, maar de Regeeringsgemachtigde zette, overeenkomstig de me
morie van antwoord, verder uiteen, dat de nadeelen van inlijving
zonder op ontwikkeling te letten, niet te tragisch opgevat moeten
worden. Immers, ook onontwikkelden kunnen goede soldaten worden,
omdat de bruikbaarheid van een soldaat niet in de eerste plaats
afhangt van den graad van ontwikkeling, dien hij bezit, maar meer
van zijn physieke gesteldheid en in nog hoogere mate van zijn ka
rakter. Bovendien noemde Spreker nog een nadeel van inlijving
van alleen ontwikkelden, n.ldat volgens de ervaring de neiging
tot revolutionnaire propaganda en tot het aanvaarden van revolution-
naire begrippen en beginselen het sterkst wordt aangetroffen bij
de min of meer ontwikkelden. Voor het overige kan ik naar de
memorie van antwoord verwijzen.
Uit de woorden van den Regeeringsgemachtigde bleek echter,
dat de Reg. tot inschikkelijkheid geneigd was. Wel zou zij haar
beginsel, d.w.z. inlijving zonder op ontwikkeling te letten, bij voor
keur niet willen loslaten, maar: „Is het echter de eenige wijze, om
„tot de invoering van de militie te komen, dan zal zij het noodge
dwongen moeten doen, maar zij zal er steeds naar blijven streven
„om die overgangsperiode zoo kort mogelijk te doen duren en
„daarvoor zoo spoedig mogelijk het eenige logische grondbeginsel
„voor een militieleger, verplichte dienst voor allen, oefening voor
„hen, die daartoe door het lot worden aangewezen, de plaats te
„stellen".
Natuurlijk kwam in verband met het voornemen der Reg., om
aan de onontwikkelden gedurende den eerste-oefeningstijd eenig
schoolonderwijs te verstrekken, ook de duur van den eerste-oefe
ningstijd ter sprake. De Regeeringsgemachtigde deelde mede, dat
dit schoolonderwijs zich zou bepalen tot het leeren lezen en be
grijpen van eenvoudige, in de landstaal geschreven stukken en rekenen
met getallen tot 100. En daar de zuiver elementaire opleiding tot
soldaat van een inheemsch militair bij het tegenwoordige staande
765