„in den geest van de ontvangen bevelen desvereischt de aanvanke lijke verdeeling der batterijen. Hij overweegt de noodzakelijkheid „van stellingveranderingen en stelt de wijze van uitvoering daarvan „vast, na zoo noodig daartoe de machtiging van den A.B. ie „hebben gevraagd." Uit deze redactie blijkt, dat het de A.B. is, die de artillerie onder zijne bevelen houdt. Was het toch de bedoeling, dat de artillerie met de door haar te ondersteunen ini. één gevechtsgroep vormde, zooals Kolonel G.v.W. vermeent, dan zou ook hier niet weer gesproken worden van wijzi ging van de aanvankelijke verdeeling der batterijen, terwijl de over weging van stellingverandering, dan niet de taak zoude zijn van de A.B., dan wel van den A C. handelende in diens naam, doch van den comdt. der inf., waarbij de artillerie is ingedeeld. Waarom is dan dat woord „bevelen" toegevoegd? Om de rede nen door den geachten Schrijver op blz. 460 en 461 van zijn be toog zelf aangegeven; men heeft slechts de mogelijkheid, dat „de commandant van eenige artillerie-afdeeling, welke in opdracht heeft, infanterie te ondersteunen, zich bij de vervulling van die taak zoo zeer door min prijzenswaardige overwegingen of gevoelens zal la ten beheerschen, dat hij de aanwijzingen ten bate van de steun verlening, welke hem mogelijk bereiken van de zijde der infanterie klakkeloos zal negeeren of verwerpen", willen voorkomen, door in stede van „aanwijzingen" te stellen „aanwijzingen en bevelen". Nu kan men in appreciatie van het al of niet bestaan dier moge lijkheid verschillen, het lijkt mij niet kwaad met het bestaan ervan rekening te hoiden. Waar echter de toevoeging van het woord „bevelen" voor een man als Kolonel G.v.W. aanleiding is geweest tot eene opvatting, die nimmer de bedoeling is geweest, daar wordt de vraag gewet tigd, of het dan maar niet beter is weder tot de oude redactie te rug te keeren, ten einde verdere misvatting te voorkomen. Ik hoop in het vorenstaande aangetoond te hebben, dat de beant woording van de door den S. gestelde vragen, althans voor zoover die antwoorden zijn afgeleid uit ons V.G. V.B.A., niet juist is geweest. Hoe moeten die vragen dan worden beantwoord De artillerie heeft de infanterie te steunen. Die steun kan volgens de G.A., 62 (3), op tweeërlei wijze ge schieden, m.i. ten onrechte zegt Kolonel G. v. W. dan ook, dat dit is, een artilieristische opvatting en wel le door bescherming der infanterie tegen vijandelijk artillerievuur. 775

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 37