oudere onderofficieren van deze beide landaarden in het bijzonder, zullen toonen de werkelijke bedoelingen van dergelijke personen te doorzien en zich niet laten verlokken tot handelingen, waarvan zij de gevolgen zouden hebben te dragen. Afgescheiden van de hiervoren uitgesproken verwachting ten aanzien van het gezond verstand van meerbedoelde militairen zal van de zijde van het legerbestuur niet worden nagelaten om hen, zoo noodig door het treffen van bijzondere maatregelen, zooveel doenlijk te beschermen tegen den verderfelijken invloed van lieden, als hiervoren bedoeld. 8. Ongeregeldheden te Semarang. Ten aanzien van het gebeurde in het garnizoen Semarang kan voorshands alleen worden medege deeld, dat inderdaad bij eene Amboineesche compagnie van het te Djatingaleh gelegerde korpsgedeelte door een deel der soldaten han delingen zijn gepleegd, welke indruischen tegen de krijgstucht. Het terzake ingestelde onderzoek, vooral wat betreft de diepere oorzaken van het voorgevallene, is echter nog niet geheel afgeloo- pen, zoodat op deze aangelegenheid t.g.t. nader zal teruggekomen worden. Voorloopig moge derhalve volstaan worden met te vermelden, dat, alhoewel het onkrijgstuchtelijk optreden van een deel der Amboi neesche soldaten tot op zekere hoogte beïnvloed is geworden door een samenloop van omstandigheden, reeds meerdere aanwijzigen zijn verkregen, welke het vermoeden wettigen, dat de pogingen van te Semarang gevestigde revolutionnair-socialistische personen, om de Amboineesche soldaten onder hun invloed te brengen, niet vreemd zijn aan bedoelde ongeregeldheden. in aansluiting bij het vorenstaande zij voorts nog vermeld, dat van eene in ongunstigen zin gewijzigde mentaliteit, althans als alge meen verschijnsel, zeer zeker geen sprake is. 9. Steun aan weduwen van Ambonneesche militairen Eene re geling betreffende de vergoeding voor marschvoeding aan de wedu wen en weezen van Amboineesche militairen, die naar hun land terugkeeren, bestaat sinds 1 April 1920, op welken datum hetgou- vernements-besluit vervat in staatsblad 1920 No. 114, in werking is getreden. Met betrekking tot het verleenen van huisvesting waren geen voorstellen noodig, omdat de bepalingen inde slotzinsnede van 10 en in 19 van het militair tarief No. 36 daarin reeds voorzagen. Voor de weduwen en weezen van Inlandsche militairen wordt op gelijke wijze gezorgd. 10. Positieverbetering voor sergeanten 2e klasse. Wat betreft de door den legercommandant toegezegde overweging van het denkbeeld om voor de beste sergeanten 2e klasse, die door ge mis aan kennis van de Nederlandsche taal geen sergeant le klasse kunnen worden, middelen te beramen om hen in eene positie te brengen, welke hen financieel niet veel bij de sergeanten le klasse zou doen achterstaan (Najaarszitting 1919 Handelingen bladzijde 688), kan worden medegedeeld, dat vooralsnog de bedoelde sergeanten niet op andere wijze kunnen worden geholpen dan door hen, voor 794

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 56