zoover zij zulk wenschen, de voorkeur te geven voor plaatsing bij
het korps gewapende politie, waar zij kunnen worden te werk ge
steld in min of meer zelfstandige betrekkingen, waarvoor kennis
van de Nederlandsche taal geen vereischte is.
Met het hoofd van dat korps wordt hieromtrent door den leger
commandant overleg gepleegd.
11. Ambonneesche militairen te Ambon. Het feit, dat in Ambon
uitsluitend Europeesche en Inlandsche militairen combattanten
worden gelegerd, is geheel overeenkomstig het beginsel, dat in een
vrijwilligersleger militairen bij voorkeur niet in streken worden ge
plaatst, van waar zij afkomstig zijn.
12. Vertaling der orders. De wijze, waarop de militairen der
onderscheidene landaarden met de voor hen geldende orders, w. o.
de garnizoensorders, worden bekend gemaakt, is op afdoende wij
ze geregeld. Deze orders worden op het middag-appél aan den troep
voorgelezen, bij de niet-Europeesche onderdeelen in het Maleisch,
zoo noodig verduidelijkt in eene andere inheemsche taal. Boven
dien worden deze orders in het Nederlandsch of in het Maleisch
in enkele garnizoenen nog op een publicatiebord geschreven.
Het vertalen der garnizoensorders in het Maleisch en in nog an
dere landstalen wordt daarom geheel onnoodig geacht.
Ook vertaling der algemeene legerorders wordt overbodig geacht.
Raadpleging dezer orders heeft uitsluitend plaats door personen, die
geacht kunnen worden, de Nederlandsche taal voldoende machtig
te zijn.
Wenscht een militair, die de Nederlandsche taal niet machtig is,
te worden ingelicht omtrent eene algemeene (of bijzondere) leger
order, waarvan de kennis voor hem van belang is, dan kan hij
zich op gelijke wijze als met elk ander verzoek wenden tot zijn
onmiddellijken chef.
13 Overplaatsing van de Ambonneezen in Koetaradja. Het
zenden van alle te Koetaradja in garnizoen liggende militairen van
Amboineeschen landaard naar de buitenposten was het gevolg van
de uitvoering van de reorganisatie der infanterie (splitsing der lan
daarden), waarbij de beide gemengde compagnieën van het 3e ba
taljon infanterie in het gewest van Atjeh en Onderhoorigheden ge=
legerd, werd omgevormd in 1 Menadoneesche en 1 Javaansche
compagnie.
De overige te Koetaradja gelegerde troepen, n. 1. 3 compagnieën
van het 2de garnizoens-bataljon, tellen geen Amboineesche of Me
nadoneesche militairen in de formatie.
Bij de voorstellen gedaan tot omvorming van de in Atjeh gele-
gerde troepenmacht in 4 garnizoens-bataljons zullen de beide veld-
compagnieëen van het 3de bataljon infanterie verdwijnen en zal
de geheele troepenmacht zijn samengesteld uit brigades van de
normale samenstelling, t. w. 1 Europeesch onderofficier, 4 Amboinee-
zen, Menadoneezen of Timoreezen en 17 Inlandsche militairen, w. o.
2 man niet-Europeesch kader, zoodat dus o. m. in het garnizoen
Koetaradja militairen van alle landaarden zullen worden gelegerd.
In afwachting van de beslissing omtrent vermelde omvorming
werd den militairen commandant bereids in April 1920 opgedragen, de
795