17. Burgerkrachten in het leger. Tal van betrekkingen bij het leger worden reeds door burgerpersonen vervuld, zooals onder meer bij het schrijverspersoneel, den magazijnsdienst, de artillerie-inrich tingen, de topografische inrichting, enz. Er moet ten deze uiteraad in de eerste plaats rekening worden gehouden met de diensten, welke door in die betrekkingen geplaatste personen in oorlogstijd moeten worden verrichtzoo is het b.v. niet mogelijk om alle militaire schrijvers door burgers te doen vervangen, daar een deel hunner de troepen te velde moet volgen. Voorts is het ook uit een krijgstuchtelijk oogpunt voor verschillende betrekkin gen bezwaarlijk om daarin burgerpersonen te plaatsen. Wat betreft de technische inrichtingen der artillerie, wordt mede gedeeld, dat, waar deze oorlogsmaterieel vervaardigen, het aldaar werkzame personeel dat materieel en het gebruik, dat ervan gemaakt wordt, grondig moet kennen. Zij, die de leiding hebben, moeten dus de militaire kennis van een officier paren aan de technische kennis van een ingenieur; vandaar het streven om aan de technische inrichtingen officieren te plaatsen, die een opleiding aan de technische hoogeschool hebben ontvangen. In de toekomst zouden dus geen bezwaren bestaan tegen plaatsing van gewezen officieren, die een technische opleiding gehad hebben. Overigens zijn reeds daar, waar kennis van het oorlogsmaterieel en zijn gebruik niet noodzakelijk is, burgerkrachten werkzaam: zoo bij de artillerie-contructie-winkel een ingenieur, bij de pyrotechnische werkplaats een scheikundige. Onder het lagere opzichtvoerende personeel zijn reeds vele krachten uit de burgermaatschappij werkzaam: bovendien een zeer groot aantal inheemsche burgerwerklieden. Militairen zal men echter ook onder dat personeel en onder de werklieden niet geheel kunnen missen, om dezelfde reden als bij de officieren vermeld; bovendien zijn velen hunner afwisselend bij de werkplaatsen en bij den troep werkzaam en de verhoudingen in den troep maken het onmogelijk daar niet-militairen te gebruiken. Uit het bovenstaande blijkt, dat voor de betrekkingen aan de artillerie-inrichtingen, welke niet speciaal door militairen bezet be hoeven te worden, zooveel mogelijk burgerkrachten worden bestemd. 18. Voeding in het leger. Voor ongegradueerde militairen bestaat gelegenheid om aan de kookschool te Tjimahi te worden opgeleid tot "militair kok. Tweemaal 's jaars worden door die inrich ting gediplomeerde koks afgeleverd, omtrent wie door de betrokken gezaghebbenden na 6 maanden rapporten worden uitgebracht, welke over het algemeen gunstig zijn te noemen. In het begin van dit jaar beschikte het leger over 86 gediplomeerde koks, zoodat door de jaarlijksche aanvulling binnen afzienbaren tijd alle menages van het leger en de hospitalen van dat personeel voorzien zullen zijn. Overplaatsing van dit personeel geschiedt zoo min mogelijk. In enkele militaire hospitalen is burgerlijk personeel als kok werk zaam. Afgescheiden van de vraag, of voldoende geschikt en bekwaam 797

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 59