burgerpersoneel gevonden zou kunnen worden om als kok bij de
menages te worden te werk gesteld, bestaat er geen enkele grond
voor de veronderstelling, dat, bijaldien de militaire koks door bur
gerpersonen werden vervangen, het aantal klachten over kwaliteit
van het verstrekte voedsel zou afnemen.
Integendeel zou een toename van klachten te verwachten zijn,
daar het burgerpersoneel, niet onderworpen aan de krijgstucht en
niet onder de militaire strafwet vallende, wellicht spoediger verleid
zou worden tot handelingen, welke meer eigen voordeel dan het
belang der menage beoogen, terwijl het in het afdeelingsverslag
genoemde bezwaar, dat burgerpersoneel op een ongelegen oogenblik
het werk zou kunnen neerleggen, geenszins denkbeeldig is, vooral
niet, daar vermoedelijk invloeden van buiten het staken van koks-
personeel zouden bevorderen, om ook langs dien weg den geest
in het leger te schaden
Ten slotte zou burgerlijk keukenpersoneel ongetwijfeld bezwaar
maken om het onderdeel, waarbij het zou zijn ingedeeld, te volgen
bij meerdaagsche oefenningen en manoeuvres, waarbij uiteraad aan
het keukenpersoneel hooge eischen, wat betreft het physiek en de
toewijding, moeten worden gesteld. Van het gebruik van burgerlijk
personeel bij de troepen te velde zou, op grond van de dienaan
gaande geldende bepalingen, van zelf geen sprake kunnen zijn.
19. Verslag voedingscommissie. Het verslag van de bij het be
sluit van 30 (ten rechte 13) Maart 1916 No. 1 ingestelde commissie
handelt in hoofdzaak over de voorzieningen, te treffen bij volkomen
afsluiting van Java in oorlogstijd.
Aan het denkbeeld om enkele gedeelten te doen omwerken om
ze voor openbaarmaking geschikt te maken is, door gebrek aan per
soneel, nog geen uitvoering kunnen worden gegeven, terwijl door
het eindigen van den oorlog het onderwerp niet meer van onmid
dellijke urgentie is.
De Regeering zal overwegen, of het verslag zoo niet geheel, dan
toch gedeeltelijk ter inzage aan den Volksraad kan worden verstrekt.
20. Extra-maand salaris aan onderofficieren en mindere militai
ren. Er bestaat geen aanleiding om de beginselen, volgens welke de
toekenning van een extra maand salaris aan onderofficieren en min
deren geschiedde, te herzien.
De Regeering verwijst ten aanzien daarvan naar de door den le
gercommandant gegeven uiteenzetting, waarvan een exemplaar ter
griffie is neergelegd; derhalve zal alleen worden overwogen om aan
hen, die een vast bedrag aan kleedinggeld genieten, de extra uitkee-
ring alsnog te doen toekomen.
21. Dienstneming voor het leger. Ten allen tijde is aan militai
ren bij het einde van het loopend dienstverband een herverbintenis
uit hoofde van slecht gedrag geweigerd kunnen worden. In den loop
van het jaar 1918 is gaandeweg de noodzakelijkheid aan het licht
getreden om een herverbintenis mede te kunnen weigeren aan mili
tairen, die, ofschoon zich overigens goed gedragende, karaktereigen
schappen of neigingen blijken te bezitten, welke onvereenigbaar moe
ten worden geacht met de handhaving van de krijgstucht.
798