Het is niet juist, dat dientengevolge een herverbintenis geweigerd
zou kunnen worden „op grond van allerlei persoonlijke opvattingen
en antipathieën" en ook behoeft geen vrees te worden gekoesterd
„voor arbitraire toepassing ten aanzien van personen, die om per
soonlijke redenen niet in de gunst staan".
De beslissing betreffende militairen, die bij het verstrijken van hun
loopend verband een herverbintenis wenschen aan te gaan, berust
n.l. bij de inspecteurs en hoofden van wapens en diensten, terwijl,
indien zij het verzoek doen het leger met paspoort of pensioen te
verlaten, door het hoofd der Ie afdeeling namens den legercom
mandant beslist wordt, of zij desverkiezende tot een herverbin
tenis zouden zijn toegelaten en in verband daarmede of hun bij
het verlaten van den dienst al dan niet het cerificaat van goed
gedrag zal worden uitgereikt. In beide gevallen kunnen belangheb
benden zich dus altijd nog middels verzoekstaat of verzoekschrift
tot den legercommandant wenden, teneinde een voor hen gunstiger
beslissing te verkrijgen. Van deze gelegenheid wordt dan ook meer
malen gebruik gemaakt en reeds meer dan eens is door den leger
commandant, rekening houdende met de bijzondere omstandigheden
van den betrokken militair, alsnog een herverbintenis—bij wijze
van proef en al dan niet in den rang-toegestaan dan welbepaald,
dat hij nog tot eene beperkte herverbintenis zou zijn toegelaten,
hoewel hem door den inspecteur of het hoofd van het wapen of
den dienst overeenkomstig de bepalingen volkomen ten rechte een
herverbintenis was geweigerd, dan wel door het hoofd der Ie afdee
ling was beslist, dat hij niet tot een herverbintenis zou zijn
toegelaten.
Een beroep op den Gouverneur-Generaal is uiteraard evenmin
uitgesloten, waar art. 112 van het regeeringsreglement bepaalt, dat
ieder ingezetene het recht heeft om verzoeken aan de bevoegde
macht, zoowel in Nederland als in Nederlandsch-Indië schriftelijk in
te dienen. Waar het hier echter eene interne aangelegenheid van
technischen aard betreft, is het duidelijk, dat voor den Gouverneur-
Generaal als regel geen aanleiding zal bestaan om bij den leger
commandant op een herziening van de genomen beslissing aan te
dringen.
Niemand wordt, enkel en alleen uit hoofde van zijne politieke
overtuiging, uit het leger verwijderd of wel bij diensteindiging van
een herverbintenis uitgesloten. Wel kan echter een herverbintenis
geweigerd worden aan militairen, die openlijk of bedekt denkbeel
den verkondigen en (of) daarvoor propaganda maken, welke indrui-
schen tegen eene geregelde rechtsorde, gericht zijn tegen het be
staand gezag als anderszins, en daardoor b 1 i j k e n g e v e n van
karaktereigenschappen of neigingen, welke onvereenigbaar zijn te
achten met de handhaving van de krijgstucht. Het is duidelijk, dat
dergelijke personen, al mogen zij zich overigens als militair goed
gedragen, in het leger niet op hun plaats zijn, doordien zij op hun
ne omgeving een uit een krijgstuchtelijk oogpunt verderfelijken
invloed uitoefenen. Intusschen wordt ook in dergelijke gevallen de
man, zoo zijn gedrag overigens geen reden tot klagen heeft gege-
799