zouden zich trouwens daarmede hebben te wenden tot de leeraren van hunne godsdienstige gezindheid, dan wel tot de gezaghebben- den, die ingevolge de wettelijke voorschriften met het oppertoezicht over dezen zijn belast. In verband met een en ander bestaat, naar het inzicht der Re geering, geen aanleiding om de door bedoeld lid gestelde vraag betreffende de aanstelling van Mohammedaansche godsdienstlee raren ten behoeve van de Inlandsche militairen, in overweging te nemen. Reeds sedert geruimen tijd is bij het departement van oorlog de vraag in beschouwing genomen, of het, ter verhooging van he t z e d e 1 ij k peil in het Indische leger, wenschelijk moet wor den geacht daarbij aalmoezeniers en legerpredikanten in dienst te stellen, gelijk in den loop van het jaar 1919 heeft plaats gevonden bij het Nederlandsche leger. Sedert korten tijd is echter dit vraagstuk in een geheel ander stadium getreden in verband met het voornemen om de uitzen ding van soldaten uit Nederland behoudens voor speciale doel einden stop te zetten, terwijl, wat betreft de thans nog in dienst zijnde Europeesche soldaten en de in Indie in dienst tredenden, moge opgemerkt worden, dat sedert het begin van dit jaar alle Europeesche veldcompanieën gelegerd zijn in de groote garnizoenen in West-Java, waar zonder uitzondering predikanten en Roomsch- Katholieke geestelijken hun standplaats hebben. Voor verheffing van het zedelijk peil der Christensoldaten van niet-Europeeschen landaard is het instellen van legerpredikanten en aalmoezeniers zeker niet noodig, daar deze militairen, als kin deren van het land en voor het meerendeel gehuwd in moreelen zin in zooveel gunstiger omstandigheden verkeeren dan den uitge zonden Europeeschen soldaat, die hier te lande niet aantreft het maatschappelijk milieu, waaruit hij is voortgekomen en daardoor veel meer dan zijne niet-Europeesche standgenooten gevaar loopt in moreel opzicht achteruit te gaan. 27. Concubinaat. De maatregelen, die worden genomen ter beper king van het concubinaat zijn: lo. onbeperkte openstelling voor onderofficieren en minderen van de gelegenheid om te huwen met de daaraan verbonden voor- deelen boven de ongehuwde militairen, te weten: afzonderlijke huisvesting; vrijstelling van deelneming aan de gemeenschappelijke menage; vergunning aan gehuwde Euro peesche onderofficieren om buiten de kampementen te wonen en eene gelijke vergunning aan een gedeelte der niet-Europee sche onderofficierentegemoetkoming in de onkosten voor het gezin van soldijgenietende militairen beneden den rang van onderofficier 2o. verhooging van het zedelijk en maatschappelijk peil van den minderen militair door: a. oprichting van ontspanningslokalen; b. beoefening der sport in den meest uitgebreiden zin van het woord; 804

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 66