c toekenning van geldelijken steun aan vereenigingen, welke zich ten doel stellen het zedelijk welzijn der militairen te bevorderen d. de steun en belangstelling van de zijde der officieren in het lot van den minderen militair. Ook kan verwacht worden, dat door de invoering der Europeesche militie en het contact, dat daardoor tusschen het leger en de bur germaatschappij zal ontstaan, het kazerneconcubinaat zal worden beteugeld, doordat een dergelijke toestand in die maatschappij wordt veroordeeld. S 28 Raad van defensie. Voor wat betreft de vraag, waarom de Regeering daartegen gekant is, kan worden volstaan met te verwijzen naar de memorie van antwoord betreffende de begrooting voor 1920, (stuk 34 (j), blz. 3), en het behandelde in de vergaderingen van den Volksraad van 15 en 16 Januari 1920. Niet duidelijk is de meening, dat aan een raad van defensie veel verder strekkende bevoegdheden zouden kunnen worden toegekend dan aan een commissie. De bevoegdheid van den raad van defensie in Nederland bepaalt zich tot het geven van advies, indien dat gevraagd wordt, waarvoor verwezen moge worden naar het Koninklijk besluit van 16 April 1908, No. 79 (staatsblad No. 93), terwijl het vragen van advies aan dien raad alleen verplicht is, wanneer het geldt beginselen, waarnaar de verdediging of de weer middelen moeten worden vastgesteld en ontworpen, van algemee- ne maatregelen van bestuur of koninklijke besluiten betreffende be langrijke verdedigingsaangelegenheden. Waar nu vorenbedoelde hoofdbeginselen voor Nederlandsch-Indie door het Opperbestuur worden vastgesteld, wordt vooralsnog het belang van een instelling van een raad van defensie niet erkend. 8 29. Bedelaarskolonie nabij kampement Djatingaleh. Nopens de van militaire zijde geopperde bezwaren tegen de plannen tot stichting van een bedelaarskolonie in de nabijheid van Semarang is door de Regeering nog geen beslissing genomen. 8 30. Personeelsvoorziening. Dat in de toelichting op onderafdee- üng 908 wordt gesproken van t ij d e 1 ij k e vervanging van Euro peesche militairen door Inlandsche (inheemsche) militairen is eene kwestie van zuiver formeelen aard. In de vastgestelde legersamenstelhng (Indisch Staatsblad 1915 No. 404) is n.l. aangegeven, hoeveel Europeesche militairen er bij de verschillende wapens en diensten moeten zijn Deze Europeesche militairen zijn reeds voor een groot gedeelte door militairen van inheemsche landaarden vervangen, doch, zoolang de vastgestelde legersamenstelhng daarmede niet in overeenstemming is gebracht, kan die vervanging slechts tijdelijk worden genoemd. Het ligt echter geenszins in de bedoeling hierop terug te komen. Zoodra de nieuwe legersamenstelhng, welke thans in bewerking is, bij Koninklijk besluit zal zijn vastgesteld, gaat die tijdelijke ver vanging automatisch in een definitiene vervanging over. Bij die nieuwe legersamenstelhng wordt rekening gehouden met het beginsel, dat is neergelegd in de memorie van antwoord op het 805

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 67