de strekking der motie, omdat de Reg. bezwaren had gemaakt tegen
inwilliging van de eischen van B. O. betreffende de ontwikkeling van
de recruten en de kosten, en de B. O.-leden dientengevolge tegen
het voorontwerp zouden moeten stemmen, hoewel zij in beginsel
warme voorstanders van dienstplicht van de inheemsche bevolking
zijn. Ook hier was misverstand in het spel. De Reg. had reeds ver
klaard en de Regeeringsgemachtigde herhaalde in zijn slotrede deze
verklaring B. O. in haar eisch betreffende de ontyvikkeling der
lotelingen te zullen tegemoet komen, wanneer zulks beslist noodig
was; voor het lot van het ontwerp en over de kosten kon zij zich voor-
loopig niet uitlaten wegens redenen vroeger reeds uiteengezet. Een
en ander was den geachten spreker klaarblijkelijk ontgaan, die verder
in den Raad van Defensie van de motie een middel zag om de
eischen zijner partij tot hun recht te doen komen.
Dit misverstand is natuurlijk niet het eenige geweest. De memo
rie van antwoord maakte eenigszins den indruk van op twee ge
dachten te hinken, omdat zij nog noemde een jaarlijksch contingent
van bepaalde sterkte, een zaak, welke zeer nauw samenhangt met
de sterkte van het leger; de Regeeringsgemachtigde versterkte dien
indruk door in zijn rede, evenals in de memorie van toelichting
en in daaraan voorafgegane regeeringsmededeelingen, van een be
paalde sterkte en samenstelling van het toekomstleger te gewagen
en het ligt voor de hand, dat vele leden, overigens voorstanders
van dienstplicht, vreesden, dat zij, door hun stem aan het vooront
werp te geven, daarmede tevens adhaesie betuigden aan de vor
ming van een weermacht van bepaalde sterkte en samenstelling,
zonder de kosten daarvan te kennen. Nauwkeurige bestudeering
van de stukken zou hun anders geleerd hebben, maar de overijld
vlugge werkwijze van den Volksraad brengt maar al te dikwijls
mede, dat vele leden niet tot een nauwkeurige bestudeering van
de stukken kunnen komen en ook den tijd missen de gedurende
de openbare beraadslagingen gehouden redevoeringen rustig te over
denken en te verwerken. Bovendien was het militieontwerp het
laatste van vier zeer belangrijke ontwerpen, welke op het einde der
zitting bij den Volksraad in behandeling kwamen.
Hoe het ook zij, de motie hield in een formeele aanvaarding van
het beginsel van dienstplicht van de inheemsche bevolking, maar
het verlangen van een commissie gaf aan deze aanvaarding een
zeker bijsmaakje. Immers, een commissie wordt door het groote
publiek beschouwd als een kapstok, als een middel om de invoe
ring van den een of anderen maatregel voor langen tijd uit te stel-
870