2. Lao Hang, bestaande uit de mannen van 55 tot 60 jaar, en
die van 18 tot 20 jaar, de tijdelijk ongeschikten, de krachtens hun
ambt van weerplicht vrijgestelden, n.l. de postloopers, de satellieten
en de bewakers van monumenten, verder de zoons van burgerlijke
mandarijnen van den 5den en hoogeren en van militaire van den
6den en hoogeren graad.
3. Lao Nhiêu hang, bestaande uit de mannen boven 60 jaar,
de lichamelijk ongeschikten, de waardigheidsbekleeders, n.l. de adel,
benevens de koninklijk gebreveteerde ambtenaren en de oudste zoons
van den laagsten adel en van het lagere bestuurspersoneel.
Op de staten, welke ingeschrevenen van elke categorie ver
meldden, werden achter elke categorie pro memorie geboekt zij, die
sedert de laatste telling overleden waren, de gevonnisten en in
den loop van het jaar vermisten. Voor eiken vermiste, wees de
betrokken gemeente (Ka in Tonkin, Thön elders) een plaatsvervanger
aan, die op de plaats en onder nummer van den vermiste op de
lijst geboekt werd. Kwamen de vermisten in de gemeente terug,
dan werden ze weer op de lijsten gebracht, maar hun plaatsver=
vanger bleef er mede op gehandhaafd en kwam aldus ten voordeele
van den Lande.
Onder de indeeling in de verschillende categorieën werd elke 5
jaar eene telling gehouden. Ten dienste bij de officiëele telling werd
eerst per gemeente een voorloopige lijst in triplo op gemaakt, waar
op de gemeentenaren in de vermelde categorieën waren ingedeeld.
Deze lijst moest gereed zijn vóór de 10de maand van het tellings
jaar. Op dat tijdstip kwam een gezant des konings, vergezeld van
een gedelegeerde van het ministerie en secretarissen in voldoende
aantal, in elke provincie als voorzitter van het bureau belast met
de verificatie 'der mutaties, die onder de ingeschrevenen sedert de
laatste telling hadden plaats gehad.
De zittingen van dit bureau waren openbaar. De gezant met den
gedelegeerde rechts, het hoofd van den provincialen administratie
ven dienst links van zich, ontving uit handen zijner secretarissen
de eerste expeditie van de voorloopige lijst van elke gemeente, terwijl
de beide andere expedities aan zijne bijzitters overhandigd werden.
Met luider stem werd de naam eener gemeente afgeroepen, waar
op de betrokken burgemeester en de notabelen binnengeleid werden.
De gezant begon daarop met de revisie der voorloopige lijsten en
dicteerde met luider stem de mutaties, die hij gelastte, goedkeurde
of verwierp, na zoo noodig de vertoogen der gemeente te hebben
aangehoord, dan wel de ingeschrevenen in quaestie voor zich te
875