bestond slechts uit eenig steengeschut, voorstellende de geheele veldartillerie. Den Franschen officieren, die bij de ratificatie van het verdrag van Hué in 1875 tegenwoordig waren, viel dan ook het ellendig uitzien der gardetroepen bijzonder op, terwijl de snelle verovering van Tonkin in 1874 door den luitenant Francis Garnier aan het hoofd van een handjevol manschappen, de zwakte van het Annamitische leger afdoende bewezen had. Toch hebben de Fran schen een handig gebruik gemaakt, van wat ze van die organisatie konden gebruiken, nl. van den dienstplicht. Nog vóórdat Cochinchina tot Fransche kolonie verklaard werd, namen de bevelhebbers der expeditionnaire troepen reeds Annamie- ten in dienst. De expansie in Achter-Indië was nooit populair in Frankrijk, zoodat een spaarzame aanwending van Europeesche troe pen reeds daarom een eerste gebod was; zooveel te meer was zulks het geval, waar door het eigenaardige karakter van den strijd, de guerrilla, de Europeanen minder geschikt bleken. Men trok dus partij van den haat der Annamitische Christenen tegen hunne ver volgers, den koning Tu Due en diens voorgangers, en van de ani mositeit tusschen Noord en Zuid van het rijk Annam, een ani mositeit, die haar oorsprong vond in den burgeroorlog tusschen de families Trinh en Nguyen in het laatste van de 18de eeuw en ein digde met de overwinning van het zuiden. Reeds in 1861 vormde Admiraal Bonard het eerste bataljon Annamieten (hoofdzakelijk Chris tenen), dat een belangrijken rol speelde bij de expeditie naar Go Cong'. Na de verovering van Cochinchina, in 1867 een voldongen feit, handhaafde men in hoofdzaak de bestaande organisatie, zooals mede geschiedde in Annam en Tonkin na de bezetting van die lan den. De militie bleef in haar bestaanden vorm gehandhaafd, met dien verstande, dat de provinciale regimenten werden omgezet in een „garde civile indigène", geheel bestaande uit miliciens en slechts spaarzaam geëncadreerd met „agents européens" van ver schillende graden, gemiddeld 1 Fransche gegradueerde op 50 mili ciens. Zij is provinciaal georganiseerd met een „inspecteur de milice" aan het hoofd. Zij heeft geheel denzelfden werkkring als onze gewapende politie. De geregelde Inlandsche troepen worden in beginsel.door werving aangevuld. Levert evenwel deze niet genoeg op, wat door de slechte betaling en de steeds toenemende uitbreiding regel is geworden, ook dan worden daarbij miliciens ingelijfd. Ten slotte bleven ook voor den postdienst miliciens aange wezen. 879

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 73