in 1867 een begin gemaakt werd met de organisatie van een leger, door de zending van een Fransch officier met de noodige onderof ficieren en hoornblazers, bestemd voor de africhting van een op te richten koninklijke lijfwacht. Votha, die na zijn nederlaag naar Bang kok was uitgeweken, begon in 1876 een nieuwen opstand. Het was bij die gelegenheid, dat 500 Khmers, miliciens door Franschen af gericht, in het vuur kwamen. Sinds dien werd door de Franschen in Cambodja een garde civile indigène ingevoerd, op dezelfde wij ze geëncadreerd als in Annam en mede uit militie bestaande. Bijna uitsluitend met deze militie werd, nadat de VOTHA-opstand van 1876 77 nog met hulp van Fransche matrozen en „marsouins", benevens Annamitische militie, onderdrukt was, aan een derden opstand van Votha van 1885—91, eindigend met de vlucht van Votha naar Laos, een eind gemaakt. Nadat in 1895 het tractaat tusschen Frankrijk en Siam door En geland was goedgekeurd, werd ook in Laos een garde civile indi gène, uit militie bestaande, ingevoerd. Men was evenwel al spoe dig genoodzaakt om bij besluit van 31 December 1899, den dienst tijd dezer militie tot één jaar terug te brengen, een maatregel, noodzakelijk door den tegenzin van de bevolking om lang van hun dorp verwijderd te blijven, wat tot talrijke deserties aanleiding gaf. Zelfs in het pachtgebied Kouangtcheou werd mei de vestiging van het Fransche bestuur een garde civile opgericht, aanvankelijk gere- cruteerd op de grenzen van Tonkin, doch al spoedig daarop in het pachtgebied zelf. Generaal Dodds zegt daarvan: „La milice chi- „noise a la meilleure apparence; elle ést disciplinée et manoeuvre „bien. L'expérience qui paraissait hasardée a l'origine, a eu un plein „succés." 'Niettemin nam men de voorzorg het aantal Fransche gegradueer den, daarbij ingedeeld, te verdubbelen. Met het bestuur van den gouverneur-generraal Doumer van 1897 1901 trad Indo-China in een nieuwe phase. De pacificatie van Tonkin was met de onderwerping van het bendehoofd Dê Tham voltooid. Hiermee geraakte de I.V. op den achtergrond en kon men zijne zotgen aan den B.V. gaan wijden. Vermeerdering van kosten mocht dit echter niet met zich brengen, terwijl vermindering van het contingent Europeanen een moederlandsche wensch was. De opvoering van het militiecontingent had in de Annamitische landen de grens bereikt, te meer, waar de gouverneur- generaal Doumer in zijn streven naar het kloppend maken der koloniale begrooting en ter bevrediging van zijn bouwwoede reeds 885

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 79