noodzakelijk voorkomt. Gelet op mijne ouderwetsche opvattingen tn dit opzicht altijd volgens de meening van dezen geachten spre keris wijziging van mijne gedragslijn ten deze niet te verwachten. Zeer gering is het uitzicht daarop t. a. van de drie hiervoor met name genoemde personen, die, afgescheiden nog van de beginselen, welke zij voorstaan en van het doel, hetwelk zij met hunne pro paganda beoogen, zich beijveren om een bestaande vereeniging, welke veel nuttigs heeft tot stand gebracht en welks leden tot dus ver eendrachtig samenwerken, vereenigd als zij waren door een gelijke godsdienstige overtuiging, te converteeren in een politieke vereeniging op materieelen grondslag, aldus groote verdeeldheid veroorzakende in een tot dusver rustige, om haar militaire eigen schappen gewaardeerde, groep. De heer Teeuwen: Nojoan was er niet bij Ik kan mij ook niet voorstellen, dat hij er in kan zitten, omdat hij Menadonees is, De heer Van Rietschoten, Commandant van het leger en Hoofd van het Departement van Oorlog: Als de heer Nojoan er niet betrokken is, dan zal zulks uit de nadere inlichtingen, welke ik verwacht, wel blijken. Wat betreft de opmerkingen van den heer Teeuwen aangaande de besprekingen van den hoofdofficier te Magelang met leden van de P. M. het volgende. Wanneer een hoofdofficier mij een rapport uitbrengt omtrent een door hem gehouden bespreking, dan sla ik daaraan meer geloof dan aan het relaas van degenen, wien de bespreking gold, temeer wanneer deze laatsten, gelijk in dit geval, onontwikkelde menschen zijn. De mogelijke tegenwerping, dat die hoofdofficier zijn rapport wellicht zoodanig zou kunnen hebben opgesteld, dat het in miin smaak viel, heb ik al bij voorbaat voorkomen door mede te deelen, dat hij, ten tijde van het samenstellen van dat stuk, bereids ontslag uit den militairen dienst had verzocht. Ik moet verder volledigheidshalve nog vermelden, dat de bespre- kin niet met meerdere personen tegelijk heeft plaats gehad, doch dat althans een deel van de belangstellenden ieder afzonderlijk voor de uiteenzetting is toegelaten. Opmerking verdient nog, dat bij die besprekingen de statuten van meerdere vereenigingen zijn ter sprake gekomen, waarbij bleek, dat die van den politiek economischen bond den grootsten bijval vonden bij de militairen. Dit op zichzelf pleit wel voor de waarde van hunne mededeelingen, zooals door den berichtgever van den heer Teeuwen aan dit geachte lid van dit college zijn overgebracht. Hiermede Mijnheer de Voorzitter vermeen ik mijne taak te hebben volbracht. [De motie van de heeren Tjipto Mangoenkoesoemo, van Hinloopen Labberton en Abdoel Moeis, betoogende, dat kostelooze verstrek king van wit goed voor lijkwade van in de kazerne overleden Mo hammedanen, die zulks niet uit eigen middelen betalen kunnen, door de piëteit geboden wordt, wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.] 1006

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 100