Aan het reeds te voren vermelde hoofdkenmerk, is men blijven vasthouden, dus aan het begrip: het zich verwijderen en afwezig blijven van den militair zonder verlof van de plaats(en), waar hij zich ter vervulling van de op hem rustende dienstverplichtingen behoort te bevinden; waaruit men dus kan proeven te doen te hebben met een voortdurend delict (hiervan was in verband met de verjaring reeds sprake op blz. 672 te vorenL De Wetgever is, de Lezer kon het reeds uit bovengenoemd over zicht bespeuren, gaan onderscheiden. Achtereenvolgens zullen wij nu nagaan de eenvoudige culpose afwezigheid (artikel 80 sub 1 en 3); de verzwaarde culpose afwezigheid (artikel 80 sub 2 en 4) en daarnaast als tegenstelling behandelen, de opzettelijke afwezigheid (artikel 81) en ten slotte de desertie (artikelen 82-84). Terecht heeft de Wetgever zich onthouden van casuistiek en achterwege gelaten een opsomming van plaatsen, vanwaar de mi litair zich moet hebben verwijderd, als thuis hoorende in de betrekkelijke dienstreglementen. Daarentegen heeft de Wetgever zich veroorloofd onder artikel 90 op te sommen eenige gelijkstel lingen door te bepalen, dat onder zich verwijderen in dezen (111 en) Titel verstaan wordt: het zich verwijderen, het zich schuilhouden, afwezig blijven of achterblijven van de plaats of de plaatsen, waar de militair ter vervulling van de op hem rustende dienst-verplich- tingen behoort te bevinden; onder afwezigheid: het afwezig zijn van die plaats of plaatsen, terwijl daarnaast in artikel 91 opgenomen is de bepaling, dat met den militair ten aanzien van dezen titel gelijkgesteld wordt, hij die krachtens artikel 16 of 28 is opgeroepen om aan zijn verplichten krijgsdienst te voldoen. In artikel 16 staat nu aangegeven dat de militair, die uit den militairen dienst ontslagen wordt zonder ontzetting van de bevoegheid om bij de gewapende macht te dienen als vrijwilliger alleen in bijzondere bevallen ter beoordeeling van het Hoofd van het betrok ken Departement van Marine of Oorlog weder in militairen dienst treden kan en geldt dit dus niet de militieplicht, die op een dergelijk persoon nog kan rusten, terwijl artikel 28 vermeldt, dat militairen, die krachtens het artikel 28 No. 2 van het Wetboek van Strafrecht ontzet zijn van het recht om bij de gewapende macht te dienen, alleen in bepaalde gevallen voor den verplichten krijgs dienst o. m. kunnen opgeroepen worden dan wel tot een verbintenis tot vrij willigen krijgsdienst toegelaten worden. In artikel 80 van het Wetboek is voorts bepaald: de militair, wiens ongeoorloofde afwezigheid aan zijn schuld te wijten is, wordt gestraft 920

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 10