Mét gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren wordt gestraft hij, die opzettelijk een militair op diens verzoek voor de verdere vervul ling zijner dienstverplichtingen tijdelijk of voorgoed ongeschikt maakt. Indien het feit den dood ten gevolge heeft, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren. De woorden„valsche kunstgreep en samenweefsel van verdichtels" vinden wij terug in artikel 326(378) van het Wetboek van Strafrecht handelende om oplichting. In artikel 240 van het W v. S voor Nederlandsch-Indië is daarnaast strafbaar gesteld: lo hij die zich opzettelijk voor de vervulling van de uit artikel 113 van het Reglement op het beleid der Regeering van Nederlandsch Indië voortvloeiende verplichtingen ongeschikt maakt of laat maken. 2o hij die een ander op diens verzoek opzettelijk voor dien dienst ongeschikt maakt. Indien in het laatste geval het feit den dood ten gevolge heeft, wordt gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren opgelegd. Bekijken wij nu hetgeen in artikel 85 van het militair strafwetboek is aangegeven, dan blijkt daaruit, dat de overtolligheid schijnbaar is, wel is de opzettelijke ongeschiktmaking voor den dienst in beide artikelen aangegeven, doch het vd. artikel van het gemeene strafwet boek wil echter doelen op algeheele ongeschiktmaking voor den dienst, doch het is ook wenschelijk de strafbaarstelling op te nemen van de ongeschiktmaking, welke van tijdelijken aard is en die voor den bepaalden tak van dienst, waarbij de militair dienst doetvoorts moet de straf zich regelen naar den tijd, waarin en de omstandigheden, waaronder het feit gepleegd wordt, terwijl eindelijk de militieplichtige niet alleen, maar ook de vrijwilliger ter zake van dit feit strafbaar moet zijn, daar er geen verschil bestaat ten aanzien van beide categoriën, vermits beide zich toch aan de zelfde dienstverplichtingen zich onttrekken. Opmerkelijk is, dat de opsteller van het Indische Strafwetboek niet gedacht heeft aan de bepaling van het militaire Strafwetboek bij de behandeling van het artikel 240 vd., daar dan de redactie eens reeds in orde gemaakt had kunnen worden of vermeende men, dat daarvoor de Militaire Strafwetgeving de plaats was. Mr. P. A. F. Blom, (Wordt vervolgd). Auditeur-Militair bij den Krijgs raad te Magetang. 927

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 17