gebruik gemaakt door de aangesloten toestellen om op te roepen en af te schellen. III. Het automatische telefoonsysteem, waarvan het oudste dat van STROWGER is en dat veel in Amerika in gebruik is. Hierbij wordt de tusschenkomst van den centraalbedienaar ontbeerd. IV. Het half automatische systeem, waarbij de verbinding wel door den centraalbedienaar wordt tot stand gebracht, maar die overigens, doordien hij automatische schakelinrichtingen in werking stelt, zoo goed als geheel wordt ontlast. De militaire locale telefonie, in Indië kent alleen het magneto- systeem. Bij het Hollandsche leger wordt het centraalbatterij sy steem echter ook toegepast, waarover straks het een en ander zal worden vermeld. Elke centraalpost (wisselbord) moet in haar eenvoudigsten vorm zoodanig geconstrueerd zijn: le. dat de aangesloten toestellen, onafhankelijk van elkaar den censtraalbedienaar kan oproepen voor een aansluiting met een an deren toestel. 2e. dat gemakkelijk een centraalwekker kan worden ingeschakeld, die den centraalbedienaar kan waarschuwen, dat een aangeslotene hem oproept, wanneer deze zich van zijn post verwijderd heeft, dan wel, wanneer door buitengewone omstandigheden het neervallen van signalen niet goed waarneembaar is. 3e. dat de centraalbedienaar met den oproeper kan spreken. 4e. dat hij zelf elk der aangesloten toestellen kan oproepen en dus ook daarmee kan spreken (zie 3e). 5e. dat hij twee aangesloten toestellen met elkaar kan verbinden. 6e. dat hij elk gesprek tusschen twee aangesloten posten kan controleeren. 7e. dat hij gewaarschuwd kan worden, dat het gesprek tusschen twee aangeslotenen is geëindigd en dus de verbinding kan worden verbroken. 8e. dat meerdere doorverbindingen mogelijk zijn, zonder dat de gesprekken elkaar ook maar eenigszins beïnvloeden. Hiertoe zal elke centraalpost moeten bezitten, evenzooveel oproep signalen en klinken (stopcontacten), als er toestellen aangesloten kunnen worden. Beide onderdeelen krijgen dezelfde nummers als de aangesloten toestellen. Verder een zeker aantal paren stoppen en koorden (van elk paar steeds regelmatig de eene bijvoorbeeld „rood" en de andere „zwart" gekleurd) met bij elk paar behoorende alschelsignalen en commutatoren. Als regel bedraagt dat aantal 10 931 I. M. T. 61 1920.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 23