De bewapening der infanterie bestaat uit geweer of karabijn, mitrail
leur (zware: zooals onze Schwarzlose en lichte, zooals onze Madsen
of de Lewis), eenige soorten van moderne pistolen, anti-tankgeweren,
blanke wapens, lichte mijnwerpers, hand- en geweergranaten, granaat
werpers, vlammenwerpers en handgasbommen (1). Alle wapens kunnen
dienen tegen ongedekte doelen, lichte mijnwerpers, hand- en geweergra
naten, granaatwerpers, vlammenwerpers en handgasbommen tevens
tegen gedekte doelen. Verder lichtpistolen en gasmakers.
Dan treffen we bij infanterie nog vuurmonden aan "Infanterie
geschut" van ongeveer 7,5 cM.
Bij de organisatie der infatfterie-afdeelingen blijkt ten duidelijkste,
welk groot gewicht gehecht moet worden aan kleine doelen, die
echter een groote vuurkracht bezitten, lichte mitrailleurs dus.
De compagnie: verplegingssterkte 250 man, gevechtssterkte 150-180.
Tot den G. T. behoort een 1. mitr. wagen met 6 mitr. 08/15 en 300
schoten per mitrailleur.. Verder res. inf. munitie, middelen voor het
gevecht op korten afstand en de keukenwagen.
De compagnie bestaat uit 3 sectiën, elk verdeeld in 2 halfsectiën,
elk bestaande uit 3 groepen (behalve de 2de halfsectie van de 3de
sectie, die een inf. groep minder telt; waarom is mij niet duidelijk).
De 3 groepen zijn nu in alle opstellingen regelmatig over de compagnie
verdeeldno: I, een mitr. groep, en no: 2 en 3, een infanterie groep
a 8 man. Verder valt het op, dat 4 luitenants zijn ingedeeld, tele
fonisten, geneeskundig personeel en ordonnansen (1 wielrijder) en
geweermakerspersoneel. De mitrailleurwagen volgt in de marsch-
colonne aan den staart.
De hoofdvuurkracht van de sectie ligt bij de 1. mitr. groep., haar
stootkracht bij de inf. groepen. De sectie comm. heeft zijn eigen
ordonnans en is in het gevecht aan geen plaats gebonden. De
hoornblazer der sectie is belast met de verbinding met den comp.
comdt. Indien op de groote afstanden groote open terreinstrooken
moeten worden gepasseerd, kan de vuuruitwerking van den vijand
dwingen tot het verdeelen tot in de kleinste onderdeden, die met
groote tusschenruimlen of in ijle golven van tirailleurs terreinwinnen,
of groepsgewijze met éénen uit de flank (Haarstrichen) of kleine plukjes
(im Rudel). Beide laatste vormen hebben de volgende voordeden:
(1) Wij zullen er aan moeten gelooven, als we het landingspunt weer
terug willen krijgen, ook al strijden die ongure dingen „met onze tra
ditie."
941