Bij de „Gliederung der Infanterie auf dem Gefechtsfelde" treft
ons nog een herinnering aan den tijd van Frederik den Grooten;
na de warschuwing om niet door te groote uitbreiding vroegtijdige
vermenging van onderdeelen in de hand te werken lezen we: „Mög-
lichtst ist der fiügelweise Einsatz der Krafte zu erstreben Dus
de troependeelen naast elkaar b.v. een voorhoederegiment uit een
défilé ontwikkelend onder gevaar van overvleugeld te worden, kan
deze opstelling krijgen zw. mitr.):
II
500 M.
2 8
•|- défilé 5
3
Over de aanvalstechniek der infanterie het volgende:
De vijand dwingt door zijn vuur tot het inzetten van ijle Iiniën,
doch daarentegen is een sterke vuurkracht noodig voor de eigen uit
werking. Deze kan men nu het beste verkrijgen door het inzetten
van voldoende 1. mitr. groepen, en den aanval dan doen steunen
door zw. mitrailleurs. Daarentegen is men bij het inzetten van tirail-
leurgroepen tot zuinigheid gedwongen, om onnoodige verliezen van
dichte tir.-Iiniën te vermijden en om lang reserves in de hand der
onderaanvoerders te houden. „Der Fiügelweise Einsatz bis zu der
untersten Kampfeinheid, der Schützengruppe des Zuges, ist anzu-
streben. Der Soldat will unter seinem Zugführer, bei seinem Kom-
pagnieführer kampfen". (b
Achter de, door eene veiligheidslinie gedekte, 1. mitr.-groepen
volgen met groote tusschenruimten, al naar gelang van de toege
wezen ontwikkelingsruimten en het terrein de "Haarstrichen und
Rudel" van de voorste secties der Compagnien. Dicht er achter
volgen de begeleidende zw. mitr.-secties, dan de „Haarstrichen und
Rudel" van de comp.-onaersteuningstroepen, dan in verschillende
(1) Kenden wij dit psychologisch verschijnsel niet reeds van den strijd
tegen den I. V., waar we steeds met de brigade uitrukten en niet
met 15 willekeurige manschappen? Hebben wij in onze vredesgar-
nizoenen, anders dan op het papier van den G. 0.1., steeds daarop gelet?
944
i
1
1
- 2 2 2 2 2 2 2 2 2 i_
2 y |-