naar aanleiding uan d. 5's nadere beschouwingen oner bet geuecbt op 22 Augustus 1914. Door toevallige omstandigheden kwam de aflevering van het I. M. T. met bovenbedoelde beschouwingen (1) mij eerst enkele dagen geleden in handen, waardoor ik geen gelegenheid had v. H. eerder te antwoorden. Het zij mij vergund dit nu te doen. Volgens v. H. is de nederlaag der 7de Fransche divisie op 22 Aug, 1914 te wijten aan de slechte marsch- en vooral de zeer slechte gevechtsbeveiliging, de te late ontwikkeling der voorhoede en waarschijnlijk de zucht van den div.cmdt. om nog meer gegevens omtrent den vijand te verkrijgen, alvorens bevelen aan de hoofdmacht te geven, terwijl zijne opstelling te Ethe, bij de voorhoede, slechts een bijkomende omstandigheid was. v. H. kent aan de actie der voorhoede hier veel te hooge waarde toe met betrekking tot het geheel. Alleen, wanneer de handelingen der voorhoede van dien aard waren, dat ten gevolge daarvan de hoofdmacht niet op de voordeeligste wijze gebruikt zou kunnen worden, dan zou er reden voor zijn, om de nederlaag aan de fouten der voorhoede toe te schrijven. Hier echter is daar geen sprake van. Evenmin is de onderstelling, dat de A. B. waarschijnlijk meer gegevens omtrent den vijand wilde hebben, als oorzaak van de wilde nederlaag der 7de divisie gerechtvaardigd. Wat hier de quaestie is, is, dat er geen verbinding bestond met de hoofdmacht, het voornaamste gedeelte van den troep. Daardoor werd zij voor een groot gedeelte niet gebruikt. Een geheele brigade, d.w z de helft der inf., was afgetrokken; de artillerie steunde de voorhoede in het geheel niet; eerst toen de div. cmdt. op de meest wonderbaarlijke wijze uit de gevechtsfeer der voorhoede had kunnen terugtrekken, kwam de art. der hoofdmacht in werking en gelukte het haar een omvatting der voorhoede van uit het westen te verijdelen. (1) Zie blz. 715 van dezen jaargang. 951

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 45