Tal van kampongs op de nieuwe schetskaart bestaan sinds 1917
met meer, niet verharde wegen zijn voetpaden geworden, voetpaden
zijn verdwenen, de uitgestrektheid der moerassen is niet bijgewerkt
enz. Bovendien had men enkele bijzonderheden van minder belang
op de kaart kunnen vermelden, alspetroleumbronnen, warme
zwavelbronnen, zoutebronnen, Hindoeruïnes, bewoonbare pasang-
grahans, watervallen van meer den 75 M lengte, enz.
Elke detachementscommandant zou inzage van zijn archief toege
staan hebben om de nieuwe topografische kaarten te vervolledigen.
Nu hebben officieren, die jarenlang het moeilijke Djambische terrein
afgepatrouilleerd hebben, den indruk gekregen, dat hun werken in
dit opzicht voor niets is geweest.
D.
naschrift.
Naar aanleiding van het bovenstaande schreef men ons van ge
zaghebbende zijde het volgende
Indien de opmerkingen van den schrijver juist zijn en er bestaat
geen aanleiding om daaraan te twijfelen, dan is er een te betreuren
verzuim gepleegd, waarop het in ieder geval goed is de aandacht
te vestigen.
Inderdaad is de kaart van 1912 hoofdzakelijk bijgewerkt met ge
gevens van het Mijnwezen en met de militaire patrouilleschetsen
tot na afloop der expeditie in 1916. Op dat tijdstip werd de kaart
gereed gemaakt voor een herdruk, welke ook in verband met de
oorlogsomstandigheden eerst in 1920 kon verschijnen. Van de
ambtenaren B. B. werden na 1916 nog nieuwe gegevens opgevraagd
en namens den Commandant van het Leger werd 28-8-'6 aan alle
gewestelijk militaire commandanten een brief gericht luidende
"De wenschelijkheid, om over meerdere gegevens omtrent wegen
plannen en den stand der werkzaamheden bij den aanleg van wegen
te kunnen beschikken, gebleken zijnde heb ik de eer ingevolge Ka
binetsbeschikking dd. 8 Augustus j. 1. gesteld op het schrijven
van den Chef der Vilde Afdeeling A dd. 29 Juli 1916, No. 1137,
geheim UHEdGestr. uit te noodigen om boven en behalve hetgeen
reeds terzake is bepaald (zie schrijven D. v. O VII de Afd. Gen. Staf.
ddo. 14 April 1891 Nos. 198 t/m 204, handelende over dejaarlijksche
of maandelijksche aanbieding van rapporten, waarin alle verande
ringen in de kaart met toelichtende teekeningen), verder geregeld
alle op wegen betrekking hebbende voorstellen, rapporten enz., toe
te zenden aan de IXde Afdeeling van het Dep. van Oorlog/
dus in hoofdzaak overeenstemmende met voorafgaande brieven van
hetD. v. O. VII A, 29 Juli 1914 No 780 en 16Febr 1915, No. 207, zoodat
het overbodig mocht heeten den postcommandanten in Banko, M.
a Tebo, M. Tambesi en Sarolangoen om nieuwe gegevens te verzoeken.
Waren deze op de gewestelijke bureaux en dus ook bij den To-
pographischen dienst binnengekomen, dan zouden zij ongetwijfeld in
de nieuwe schetskaart verwerkt zijn geworden (zie ook A O 1907
No. 40, II, art 6).
v. G.
963
1. M. T. 63 1920.