gepaard zou gaan een op zij schuiven van de afdeelingshoofden. En dit dient tot eiken prijs te worden vermeden, daar zij in leger- zaken de verantwoordelijke deskundige adviseurs zijn van den Le gercommandant. Doch er is nog een andere reden, Mijnheer de Voorzitter, waar om aan een op zij schuiven van de deskundige afdeelingschefs, d.w z. aan een ondergeschikt maken van hen aan den burger-secre taris-generaal, eigenaardige moeilijkheden verbonden zijn. Het" inkomen van f 1.500 wordt n.l. in den burgerlijken staats dienst belangrijk eerder bereikt dan de positie van afdeelingschef d.w.z. de rang van kolonel of generaal-majoor bij het depar tement van oorlog. En nu zou het toch niet van doorzicht en menschenkennis getui gen, om mannen van meerdere dienstjaren, hoogeren leeftijd en voor een deel ook hoogere maatschappelijke positie hiërarchiek te plaatsen onder iemand, die zooveel jonger is. Eene goede samenwerking en goede verstandhouding zou op die wijze allerminst worden gewaarborgd en de gevolgen zouden, zeer ten nadeele van den gang van zaken, niet uitblijven. Met dat al, Mijnheer de Voorzitter heeft het departement van oorlog nog géén secretaris-generaal en draagt de Legercomman dant nog steeds alléén de geheele zwaarte van zijn moeilijk ambt, en zulks niettegenstaande de Regeering verklaard heeft, dat de dubbele functie van departementshoofd en Legercommandant te veel vergt van de werkkracht van één persoon. De instelling van den Volksraad heeft aan die dubbele functie nog een derde toegevoegd, n.l. die van Regeeringsgemachtigde voor militaire zaken. "Zij, die de debatten bij de behandeling van militaire aangelegen heden in deze zaal gevolgd hebben, zullen met mij wel tot het in zicht zijn gekomen, dat die derde functie voorwaar geen sinecure is en dat, wil zij op behoorlijke wijze vervuld worden, parlemen taire begaafdheid daarvoor onontbeerlijk is. En daarom te meer betreur ik het votum van den Volksraad in deze zaak. Een secretaris-generaal toch, belast met den zuiver departemen talen arbeid en als zoodanig in rang volgende op den legercom mandant, zou tevens de man kunnen zijn, om in deze zaal de mi litaire begrooting te verdedigen. Eene zoodanige regeling acht ik noodig om de volgende redenen. Zoolang de Legercommandant de Regeering heeft te vertegen woordigen, wanneer in deze zaal de oorlogsbegrooting behandeld wordt, zal voor die hooge waardigheid gekozen moeten worden een officier, die niet alleen uitblinkt in militaire bekwaamheden, maar die daaraan tevens paart parlementarie talenten, waaronder ik in de eerste plaats reken de gave van het woord en slagvaar digheid in het debat. En nu kan men een uitstekend bevelhebber en uiterst bekwaam officier zijn, zonder te beschikken over laatstgenoemde kwaliteiten. Een goed soldaat is veelal meer man van de daad dan van het woord. 967

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 61