Ik denk daarbij b.v. aan de moeilijkheid voor iemand om inzichten
te verdedigen, die misschien niet met de zijne strooken. Maar de
Regeeringsgemachtigde voor algemeene zaken verkeert in dit opzicht
in volkomen dezelfde omstandigheden. De positie van dezen titu
laris, die op het regeeringsbeleid geenerlei invloed vermag uit te
oefenen, acht ik zelfs nog beduidend moeilijker, dan die van den
secretaris-generaal, die uiteraard in de meeste departementale aan
gelegenheden wel met den Legercommandant, waar noodig, overleg
zal plegen.
Anderzijds ben ik ook niet blind voor het geenszins denkbeeldige
gevaar dat een krachtige persoonlijkheid als secretaris-generaal—
welke positie men in het gedachte stelsel eenigszins zou kunnen
vergelijken met die van verantwoordelijk minister, maar dan verant
woordelijk aan den Legercommandant een overwegenden iny'0^.
zou kunnen krijgen op opvolgende legercommandanten. Voor mij is dit
o. a. een reden, om voor dat ambt bij voorkeur een militair te ne
men en geen burger, die lange jaren de betrekking bekleedt. Con
tinuïteit, op zich zelf zeer wenschelijk, mag echter niet leiden tot
een min of meer persoonlijk regiem.
Mijnheer de Voorzitter 1 Aan het ontvouwde stelsel zullen mis
schien nog meer nadeelen kleven; de ondervinding zal dat moeten
uitwijzen. Maar mij komt het voor, dat de voordeelen een over
weging wel rechtvaardigen.
Die voordeelen, ik noemde ze reeds, zijn in het kort:
le. de waarborg, dat de legerleiding, gelijk thans, aan de meest
deskundige hand toevertrouwd kan blijven;
2e. het gezag en het prestige van den Legercommandant wordt
niet aangetast door een minder gelukkig optreden van den Re
geeringsgemachtigde in den Volksraad;
3e. bij de keuze voor het legercommando behoeft met parlemen
taire begaafdheid geen rekening te worden gehouden, zoodat
die keuze daardoor niet wordt beperkt.
Ik hoop dan ook, dat de Regeering aanleiding zal vinden deze
kwestie nader onder de oogen te zien, want in een zoodamgen
secretaris-generaal zie ik de geleidelijke verwezenlijking van het
denkbeeld van scheiding tusschen legercommando en beheer van
het departement van oorlog, een scheiding waartoe men ten slotte
zal moeten overgaan.
Mijnheer de Voorzitter! Met voldoening las ik in de Memorie
van Antwoord, dat de Regeering nog onlangs op bespoediging van
de beslissing omtrent de bestemming van het leger bij het Opper
bestuur heeft aangedrongen.
Het is n.l. van veel belang, dat de onzekerheid dienaangaande
spoedig wordt opgeheven.
Van belang zoowel voor 'slands financien, als voor den geest
in het leger.
De huidige toestand van afwachting toch is oorzaak, dat met met
voortvarendlheid en overtuiging kan worden gekoerst in de richting
van een modern toegerust krachtig defensieleger, dan wel in die
van een politieleger. Hiervan is het gevolg, dat we hebben visch
noch vleesch, d.w.z. dat we hebben een zeer duur leger, waarvan
969