organisatie en outiileering noch beantwoorden aan de eischen voor een krachtig defensieleger, noch aan die voor een goed politie-Ie- ger om van de getalsterkte nu maar niet te spreken. Dat het leger duur is, blijkt uit deze begrooting weer, waar de uitgaven zijn geraamd op f 78 millioen. Mijnheer de Voorzitter! Uiteraard ben ik allerminst tegen militaire uitgaven, en acht ik verkeerd begrepen zuinigheid daarbij, wellicht meer dan op welk ander gebied ook, funest in hare schromelijke gevolgen voor 's lands veiligheid. Maar ik vind het te bejammeren, wanneer jaarlijks dergelijke hooge sommen moeten worden gevoteerd voor een weermacht, waarvan de Regeeringsgemachtigde in de verga dering van 15 lanuari j.l. heeft moeten verklaren, dat zij in den hui- digen toestand „allerminst in staat kan worden geacht, om een eventueele aanranding door een buitenlandschen vijand met eenig uitzicht op goeden uitslag te weerstaan". Deze door het geheele officierskorps onderschreven verklaring ontleent hare grooten beteekenis aan den persoon, die haar uitsprak, en de plaats, waar zij werd uitgesproken, n. 1. door den Legercom mandant in eene openbare vergadering van den Volksraad. Mochten enkelen soms nog getwijfeld hebben, die twijfel is thans opgeheven. Ten aanhoore van een ieder, zoowel binnen als buiten de landpalen, is het feit van onze weerloosheid erkend. Mijnheer de Voorzitter! Het behoeft geen verder betoog, dat de ze aangelegenheid op zich zelf er eene is van zeer groot, om niet te zeggen overheerschend, landsbelang en dat de huidige toestand van afwachten en onzekerheid, reeds daarom alléén niet langer mag worden gedoogd. In dit verband wordt door mij dan ook betreurd, dat de Regee ring heeft vermeend met de instelling van de commissie, beoogd door de motie-Koesoemo Joedo c. s. van den Volksraad van 16 Januari j.l., te moeten wachten, totdat beschikbaar zullen zijn de voorstellen der Nederlandsche interdepartementale commissie, be last met het onderzoek van eenig vragen, de maritieme weermacht van Indië betreffende. Volgens de dagbladen werd deze commissie eerst in het laatst van Mei j.l. benoemd, zoodat het wel eenigen tijd zal duren, voor dat hare voorstellen in Indië kunnen zijn aangekomen^ Mij is niet duidelijk, welke overwegende bezwaren er kunnen hebben bestaan, om de commissie der motie=Koesoemo Joedo in middels aan het werk te zetten, opdat zij zich alvast een oordeel zou hebben kunnen vormen ontrent de in die motie opgeworpen gewichtige vraagpunten. Het komt mij voor, dat aldus vrij veel tijd zou kunnen zijn ge wonnen. Hoe spoediger de Inlandsche militie kan worden ingevoerd, hoe spoediger het dure staande leger kan worden ingekrompen om geleidelijk als op zich zelf staande instelling te verdwijnen. Het instituut heeft zijn tijd gehad en heeft, door eigen uitnemende verdiensten, zichzelf langzamerhand overbodig weten te maken, het begint zich thans te overleven. 970

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 64