Ook daarom wordt met ongeduld de beslissing inzake de be stemming van het leger tegemoet gezien. Echter, daarom niet alleen, want gelijk gezegd, de onzekerheid dienaangaande is mede weinig bevorderlijk aan een opgewekten geest, inzonderheid onder de jongeren in het officierskorps. En hier wil ik enkele oogenblikken bij blijven stilstaan, om eene poging te doen in het licht te stellen, aan welke oorzaken die weinig opgewekte, om niet te zeggen moedelooze geest onder een groot deel van het officierskorps moet worden toegeschreven, een geest, die bij enkelen tot ontstemming is gegroeid. Voorop zij gesteld dat mijn persoonlijke indruk van verschillende zijden bevestigd is, dat die stemming niet alleen, zelfs niet in de eerste plaats althans bij de meerderheid moet worden ge weten aan de tot voor kort bepaald onvoldoende betalingsvoor waarden, maar voornamelijk aan factoren van moreelen aard. Enkele daarvan zal ik hier noemen. in de eerste plaats dan het schrijnend besef van te behooren tot eene weermacht, waarvan als de nood aan den man komt-weinig kan worden 'verwacht, zoodat alle inspanning, opoffering en zelf verloochening te vergeefs zullen blijken te zijn. Hier komt sedert kort nog bij de bestaansonzekerheid door het uitblijven van de beslissing omtrent hetgeen men met het leger voor heeft. Voegt men daar nu aan toe den achteruitgang van het innerlijk gehalte van het leger, waar de z.g. tijdgeest met zijn vooropstelling van rechten en gelijktijdige verwaarloozing van plichten natuurlijk ook zijn intrede heeft gedaan, de ook daardoor steeds toenemende moeilijkheden, die vooral het deel zijn van den troepenofficier, zonder dat afdoende verbetering in uitzicht staat, de herhaal delijke onttrekking van den troepenofficier aan den dienst bij den troep ten behoeve van nevendiensten, waardoor de op zich= zelf reeds zware taak der betrokken commandanten nog wordt verzwaard, den overmaat aan bureauwerk bij de verschillende on derdeden van het leger, waardoor niet zelden de aandacht van hoofdzaken wordt afgeleid, de onzekere vooruitzichten op het be reiken van de hoogere rangen, afhankelijk als die zijn van wisse lende inzichten, rangen, die bovendien niet zelden veel te laat worden bereikt en waadn te kort wordt verbleven, dan, Mijnheer de Voorzitter, vermeen ik voldoende moreele oorzaken te hebben opgesomd, om eene verklaring te geven van de huidige gedrukte stemming in het officierskorps en van het feit. dat men in toene mend aantal officieren aantreft, die geen volkomen bevrediging meer vinden in hun werkkring. Het ligt ongetwijfeld op den weg van de ouderen, waartoe ik mij reken, om die stemming bij de jongeren tegen te gaan. Maar die taak wordt hen niet gemakkelijk gemaakt. De door d&jongeren aangevoerde argumenten zijn niet altijd te weerleggen, of zelfs maar, zij het slechts voor een deel, te neutraliseeren door te wijzen op de lichtzijden van het gekozen beroep, want deze zijn inderdaad schaarsch meer te vinden.. 971

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 65