En die droeve waarheid is Mijnheer de Voorzitter, dat in vele gezinnen mijner jongere kameraden gedurende tal van jaren toestanden hebben geheerscht, die niet ver af stonden van armoede, fatsoenlijke armoede in haar nijpendsten vorm! Ik geloof niet, Mijnheer de Voorzitter, dat U kunt beseffen, wat het zeggen wil, om naar buiten een zekere standing te moeten ophouden en binnenshuis zich en zijn gezin de meest noodige zaken te moeten ontzeggen, ook die tot instandhouding van het lichaam ten einde met dieper te geraken in de schuld, die men buiten eigen toedoen reeds heeft zien ontstaan. Het valt moeilijk zich van dergelijke benarde omstandigheden rekenschap te geven, wanneer men die met zelve heeft doorgemaakt of van nabij heeft aan schouwd. Doch ik reken op den moreelen steun van hen, wier verbeel dingskracht hen hierin tegemoet kan komen, als ik de Regeering vraag, om nader te willen overwegen, of het niet mogelijk zou zijn om voor de luitenants het tijdstip van ingang der nieuwe militaire bezoldigingsregeling op een vroegeren datum te stellen dan 1 janu ari 1920. J Het hier gezegde geldt mutatis mutandis evenzeer voor de onder luitenants en voor enkele categorieën van militairen beneden dien rang, waarbij ik in de eerste plaats denk aan de gehuwden. Hoewel de militairen beneden den rang van onderluitenant voedin» ook voor een deel van hun gezin, en kleeding (c. q. kleedinggeld) van landswege ontvangen en derhalve een belangrijk deel van den zwaren druk der tijden afwentelen op den staat, zijn toch ook voor hen, inzonderheid de gehuwden onder hen, de levenomstandigheden veel moeilijker geworden. De Regeering overwege derhalve ook voor hen, die zulk het meest behoeven, een vervroegden datum van ingang der nieuwe bezolaigingsregeling Zij verlieze daarbij niet uit het oog, dat het hier gaat om eene uitgave voor eens, waarvan de urgentie reeds lang vóór 1 Januari 1919 vast stond en erkend werd. Dat ik niet heb gepleit voor de ouderen, zal mij, naar ik hoop, niet euvel worden geduid, ofschoon mij bekend is, dat ook daar binnen de vier muren niet alles goud was, wat er blonk. Maar ik huldig met den regel om het onmogelijke te vragen ten einde het mogelijke gedaan te krijgen. En het gaat hier om te gemoet te komen aan de nooddruft van hen, bij wie zij tot bedenklijke hoogte was gestegen. 5 Het kwam mij voor deze aangelegenheid hier onder de aandacht der Kegeering te moeten brengen, omdat het gaat om de belangen van een talrijke groep van landsdienaren, die juist door hare ge- ta sterkte te lang verstoken is gebleven van door ieder als billijk erkende lotsverbetering. Die getalsterkte toch was het fatum, dat maakte, dat op zich zelf weinig beduidende verbeteringen op de begrooting al dadelijk een belangrijken post vormen. Mijnheer de Voorzitter! Ik heb in het voorgaande den geest van de mindere militairen buiten bespreking gelaten Niet omdat ik dat een zaak van minder beteekenis acht, maar omdat de Regeering 973

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 67