gevolg behorende, die naar den vijand deserteert of zonder schrif
telijke last van zijnen chef naar den vijand overgaat, zal met den
strop gestraft worden; daarnaast vinden wij in artikel 116elk Mili
tair, die in tijd van oorlog uit de Armee of uit eene Vesting in de
nabijheid van den vijand deserteert, zonder zodanige verzwarende
omstandigheden als in het vorige Hoofdstuk zijn aangeduid, of in dit
Hoofdstuk worden aangewezen, zal gestraft worden, zoo het een
Officier is met den dood, en zoo het een onder-Officier of soldaat
is met den kruiwagen voor den tijd van tien jaren; verder in 117:
een militair welke deze desertie pleegt, terwijl hij is dienst doende,
zal op dezelfde wijze gestraft worden voor den tijd van twaalf, of
wanneer hij dezelve begaat, terwijl hij op schildwagt staat, voor den
tijd van vijftien jaren en in 118: een Militair, die terwijl hij is dienst
doende of op schildwagt staat uit de Armee of uit een vesting in de
nabijheid van den vijand deserteert, met medeneeming van zijn schiet
geweer, zal met den dood gestraft worden; edoch met medeneeming
van zijdgeweer of bajonet, met den kruiwagen voor den tijd van
vijftien jaren, ten zi] een dezer beide laatste wapenen aan een
ander militair toebehoord in welk geval hij met den dood zal ge
straft worden: edoch een cavallerist de voorschreven misdaad plegen
de met medeneeming van een compagniespaard, zal altijd met den
dood getraft worden, terwijl ten slotte in artikel 133 van het Crimi
neel Wetboek voor het Krijgsvolk te Lande staat vermeld, dat een
Officier die in tijd van vrede deserteert zal worden gecasseerd en
verklaard te zijn eerloos; edoch wanneer hij zich binnen den tijd van
veertien dagen daarna vrijwillig in arrest begeeft, zal hij van zijn
militaire charge worden gecasseerd;in 134: een Onder Officier of Sol
daat, die in tijd van vrede voor de eerste maal deserteert en gear-
resteert wordt, zal gestraft worden met slagen, het afnemen der
kokarde en detentie.
Eindelijk treffen wij in artikel 159 van datzelfde Wetboek een
gelijkstelling aan, die straks nadere beschouwing verdient: elk Mili
tair die in tijd van vrede acht dagen boven zijn verlof van zijn
guarnisoen of korps afwezig blijft, zal voor deserteur gehouden wor
den, ten ware hij de reden van zijn agterblijven ten genoegen des
Regters konde bewijzen.
Deze nietszeggende bepalingen zijn onveranderd gebleven, tot
de Indische Wetgever, dien van Nederland voorgaande, er toe over
gegaan is in de jaren 1840 e. v. om te trachten aan te geven, wat
nu wel desertie in tijd van vrede was, niet echter, omdat men van
oordeel was, dat de Wetgever in die richting te kort geschoten was,
916