Dit is het cardinale punt, waarom het hier gaat. Heeft de Regeering bedoeld een ander ambt te creëeren, dan had men dat niet den naam moeten geven van secretaris-generaal. Een secretaris-generaal is nu eenmaal een secretaris en men kan niet van zoo'n persoon, verwachten, dat hij, gelijk de heer Oppermann het wil, hier de begrooting zou verdedigen. Dan had men hem een anderen titel moeten geven. Wanneer wij uitgaan van dezen gedachtengang, dan is de beslissing van den Volksraad zeer juist en zuiver geweest. Dat de heer Pabst een autoriteit genoemd mag worden, blijkt ook uit het feit, dat hij bij de Regeering in hooge gunst staat, gelijk bewezen wordt door de promotie, die hij onlangs heeft mogen genieten. Mijnheer de Voorzitter! Ook tot den heer Teeuwen zou ik gaarne eenige woorden willen richten. De heer Teeuwen heeft een beetje gevischt, wie eigenlijk de man is geweest, die de opmerking heeft gemaakt, dat de toestand bij de Menadoneezen en Ambonneezen veroorzaakt is door revolu- tionnair stoken. Ik kan den heer Teeuwen vertellen, dat in onze afdeeling die opmerking vrij algemeen is beaamd en niet eens weersproken door den vertegenwoordiger van de S. I., die lid van de derde afdeeling is. De heer Abdoel Mo eis: Ik ben bij die bespreking niet tegenwoordig geweest. De heer Bergmeijer: Bovendien is het iedereen wel bekend, dat de N. I. P. voortdurend vergaderingen heeft belegd juist daar, waar de Ambonneesche en Menadoneesche militairen in groot aantal aanwezig waren. In die vergaderingen werden allerlei grieven breed uitgemeten. Nu heeft de heer Teeuwen de stelling verdedigd, dat als er geen sprake is van ontevredenheid, de Menadoneezen e. a. zich niet zullen laten opstoken. Als de zaak in orde is, zegt hij, dan hebben de revolutionnairen geen kans. Nu heeft de heer Teeuwen omtrent dat in orde zijn een zeer subjectieve opvatting en daarom is het nutteloos, daarover te spreken, want wat voor den een „in orde" is, is voor den ander nog niet in orde. Dit is in elk geval zeker, dat de leden, die deze opmerking ge maakt hebben en hebben gewezen op het revolutionnaire streven, allerminst daarbij een kwaad geweten hebben gehad. De Menado neezen en Ambonneezen zijn steeds de oudste en beste vrienden van het gezag geweest in deze landen, en ik blijf er mijn spijt over uitdrukken, dat hierin een wijziging schijnt te komen. De heer Teeuwen zal het wel tegenspreken, als het onjuist is, maar ik meen ook te weten, dat de leider van de Sarikat Ambon, de heer Patty, lid is van de N. I. P. Zeker weet ik echter, dat er een nieuwe verwantschap tusschen die twee vereenigingen bestaat. Natuurlijk, wanneer wij uitgaan van het standpunt van den heer Cramer, die gezegd heeft, wanneer de tijd eenmaal rijp ïs voor de 983

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 77