revolutie, och, dan houdt men de revolutie toch niet tegen, dan behoeft men eigenlijk hier niet te praten over het nemen van allerlei maat regelen, maar in elk geval zullen wij toch ons best doen, om de re volutie zoo lang mogelijk te voorkomen. De heer Cramer: Dat ligt niet in Uwe handen. De heer Bergmeijer: Het is toch ook geen natuur-proces De heer Van Rietschoten, Commandant van het leger en Hoofd van het Departement van Oorlog: Mijnheer de Voorzitter! In het afdeelingsverslag, 8, is gevraagd om inlichting over het verloop van de relletjes, welke onder de mi litairen te Semarang en te Djatingaleh onlangs plaats gehad. In de memorie van antwoord is toegezegd, dat die inlichtingen zouden worden verstrekt, zoodra omtrent die gebeurtenissen verslag zou zijn ontvangen, hetgeen thans het geval is Aan dat verslag wordt het volgende ontleend. Op den 7den Mei j.l. werden in het dagverblijf van de Amboi- neesche compagnie van het 5e bataljon infanterie te Djatingaleh van de aldaar volgens de voorschriften opgehangen staten een tweetal, in de Nederlandsche taal gestelde, exemplaren afgescheurd. Ter toelichting diene, dat bij de niet-Europeesche compagnieën exempla ren van deze bekendmakingen gesteld zoowel in de Nederlandsche als in de Maleische of in de landstalen aanwezig zijn. Toen den daaropvolgenden dag het afscheuren van deze staten den compagniescommandant werd gerapporteerd, stelde deze een onderzoek in naar de daders. Daar deze zich, na daartoe aangemaand te zijn, niet aanmeldden, trok de compagniescommandant alle bijzondere vergunningen tot uitgaan voor de compagnie in. In den morgen van denzelfden dag was een afdeeling van de compagnie belast met het halen van bamboe in een nabijgelegen kampong. Een der soldaten beleedigde bij die gelegenheid de in die kampong wonende huishoudster van een bij dezelfde compagnie ingedeeld Europeesch onderofficier. Deze onderofficier, door zijn huishoudster omtrent het voorgevallene ingelicht, trad daarop zeer onbehoorlijk tegen de of een deel van de soldaten vanevenbe- deelde afdeeling op. Niet de Amboineesche sergeant bij de afdeeling aanwezig, doch een Amboineesch korporaal rapporteerde het gebeurde, echter naar achteraf is gebleken op verschoonende wijze, als gevolg waarvan de compagniescommandant meende te kunnen volstaan met dien onderofficier over zijn optreden te onderhouden. In den avond van dien dag overtraden een 20-tal militairen van de compagnie het door den compagniescommandant uitgevaardigd vergunningsverbod. Op Zondag 9 Mei had des morgens te Semarang, onder voorzit terschap van den heer Pikal een openbare vergadering plaats om te geraken tot de oprichting van een vereeniging, welke zou moeten dienen ter vervanging van de bestaande vereeniging „Ambonsch Studiefonds" en waartoe in afwijking van de bepalingen van 984

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 78