laatstbedoelde groep alle Amboineezen, ongeacht den door hen beleden godsdienst, zouden kunnen toetreden. Op deze vergadering welke, volgens het rapport van de politie, door ongeveer 3C0 Am boineezen, voor het grootste gedeelte militairen en door zeer weinig Inlanders werd bijgewoond, luchtten o.a. enkele Amboineesche onderofficieren, in het bijzijn van een aanzienlijk aantal minderen, hunne grieven, terwijl een van hen het voorgevallene op den vorigen dag met betrekking tot den Europeeschen onderofficier releveerde. Van deze vergadering keerden verscheidene militairen, die het vergunningsverbod wederom hadden overschreden, in den namiddag opgewonden in het kampement terug en toen des avonds omstreeks 7 uur vorenbedoeld Europeesch onderofficier in het dagverblijf van de compagnie verscheen, werd hij door een steeds aangroeiend aantal Amboineesche minderen gemolesteerd. Dienzelfden avond werd zijn woning met steenen gebombardeerd. Op 10 Mei werd door den compagniescommandant een aanvang gemaak met het onderzoek van het gebeurde op den vorigen dag. De niet-gehuwde Amboineesche militairen treden hoogst onkrijgs- tuchtelijk op door een demonstratie voor het compagniesbureau te houden; zij worden door overreding naar de chambrees terugge zonden. De compagniescommandant rapporteert het voorgevallene aan den wd. korpscommandant, die zich naar het kampement be geeft en wiens komst aldaar opnieuw aanleiding geeft tof een demonstratie. De wd. korpscommandant informeert naar de grieven, welke men heeft, waarbij blijkt, dat deze bestaan in het optreden van den Europeeschen onderofficier voornoemd en het verbod om buiten de vastgestelde uren uit te gaan. In overleg o. a. met den compagniescommandant wordt het door dezen uitgevaardigde ver gunningsverbod ingetrokken. Op 12 Mei wordt de afdeelingscommandant met het gebeurde in kennis gesteld, terwijl tevens in de „Locomotief een relaas omtrent het voorgevallene verschijnt. De afdeelingscommandant beveelt voor den I4en een door hem te Djatingaleh te houden inspectie, waarna de Amboneesche compagnie een marschoefening zal houden, in verband waarmede het op meerdaagsche oefening gaan naar Koedoes, waarvoor de compagnie was aangewezen, voorloopig door den af deelingscommandant wordt opgeschort. Dit is het volledig overzicht van de feiten, zooals zij den leger commandant zijn gerapporteerd. Hieruit kan blijken, dat van weige ring van de compagnie, of een deel er van om naar Koedoes te gaan geen sprake is geweest; evenmin van een uitdaging van een officier, zooals de courantenberichtgever meldde. Ter nadere toelichting van het antwoord gegeven naar aanleiding van de vraag omtrent de aanschaffingen van materiëelen aard voor komende in de onderafdeeling 937 kan nog worden medegedeeld, dat deze post uitsluitend geldt voor aanschaffingen in Indië. Meer in het bijzonder worden daaruit bekostigd de grondstoffen, eenvoudige gereedschappen, brandstoffen, onderhoudsartikelen, be- noodigheden voor proefnemingen enz. ten behoeve van de artil- 985

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 79