De heer, Soselisa weet uit mededeelingen van mij zelf zeer wel,
dat wanneer een meerdere tekort komt, hij even goed wordt ge
straft als een ondergeschikte.
Verder heeft de heer Soselisa het gehad over een onwelwillend
optreden van een hoofdofficier tegenover hem. Deze zaak heeft de
heer Soselisa bij mij voorgebracht en ik heb haar afgedaan. Ik
begrijp daarom niet goed, dat hij er hier nog op is teruggekomen,
want ik vermeen den heer ;-oselisa duidelijk te hebben uiteengezet,
dat ik mij verplaatsende in den toestand van dien hoofdofficier,
niets ontactvols in zijn antwoord heb kunnen vinden, maar dat de
heer Soselisa zelf door zijn optreden tegenover dien hoofdofficier
zich heeft blootgesteld aan het gebeurlijk ontvangen van een antwoord,
hetwelk hem kon hinderen. Ik heb, na ook dien hoofdofficier gehoord
te hebben, niet kunnen vinden, dat diens antwoord minder gepast
is geweest.
Het volksraadslid Soselisa ontleent aan die waardigheid niet het
recht om ieder willekeurig persoon op te bellen en als het ware
ter verantwoording te roepen. Men is alleen verantwoordelijk tegenover
zijn chef, doch wanneer welwillend iets wordt gevraagd, zal daarop,
waar dat mogelijk is, evenzeer een welwillend antwoord worden
ontvangen; stelt men zich echter op het standpunt van de autoriteit,
die het recht heeft om iets te vragen, dan stelt men zich bloot aan
een antwoord, dat men voor zich zelf minder aangenaam kan noemen.
De heer Van Hi n loopen Labberton: Daardoor krijgt men
juist, dat men zich niet tot de autoriteiten zal wenden, doch tot
den Volksraad.
De heer Van Rietschoten, Commandant van het leger en
Hoofd van het Departement van Oorlog: zal mij moeten toegeven,
dat het ongewenscht is, dat voor elke zaak, welke door den een
of ander aan een volksraadslid wordt medegedeeld, dat volksraadslid
den betrokken chef maar opbelt en een antwoord verlangt van
iemand, die misschien druk bezig is met zijn eigen taak. Deze wijze
van handelen vestigt bovendien den indruk, dat men controle uitoefent
of uitoefenen wil.
De heer Van Hinloopen Labberton: Zou het niet op den
weg van dien hoofdofficier gelegen hebben om te zeggen, komt U
dan en dan bij.,mij, dan kan ik U te woord staan?
De heer Van Rietschoten, Commandant van het leger en
Hoofd van het Departement van Oorlog: Wanneer dat geyraagd
wordt, maar dat was hier niet het geval. Er werd gezegd: licht U
mij even toe, waarom dit of dat zoo is. Ware alleen gevraagd:
Kunt U mij een uur opgeven, waarop ik U spreken kan, dan zou
daarop ongetwijfeld een bevredigend antwoord zijn ontvangen.
De heer Van Hinloopen Labberton: Nu weet de heer Soselisa
dan den weg.
989