men al spoedig de vingerwijzing van den Raad van Nederlandsch Indië, doch niet opgenomen in het meergenoemd staatsblad, om Java'en Madoera als een eiland te beschouwen, in de jurisprudentie ging volgen, zoodat [de uitleg van het G. B. volgende, een militair van" Java naar Kangean, als een klein eiland onder Madoera behoo- rende, gaande, geen deserteur is, doch wel als de ongelukkige het waagt om van Banjoewangi naar Bali over te steken; het behoeft geen betoog, dat het meer dan tijd wordt, dat men deze Wetgeving, hoe eerder hoe liever van wege hare gevolgen, om zeep brengt. Wat deed nu later de Nederlandsche Wetgever, door de strenge uitleg der Wet die m.i. zeer normaal was door het Hoog Militair Gerechtshof in Nederland en om tal van menschen voor desertie te bewaren, ging dezé op zijn beurt aan het interpreteeren, doch ook slechts voor het misdrijf van desertie in tijd van vrede en verscheen nu de Wet van 14 Februari 1887 S. 35, die aan artikel 133 van het Crimineel Wetboek een ander artikel 132a, deed voorafgaan: Wegens desertie in tijd van vrede wordt gestraft de militair, die zich schuldig maakt aan ongeoorloofde verwijdering mét het oogmerk 's lands dienst voorgoed te verlaten (hetzelfde werd in het Crimi neel Wetboek voor het Krijgsvolk te Water onder 133a opgeno men). Was de Indische Wetgever onverstandig geweest, de Nederland sche beging nog grooter dwaasheid, niet alleen, dat een nieuw element werd ingevoegd, wat tot toen nooit opgeld deed, thans moest bewezen worden, dat de man niet meer terug wilde ko men; een bewijslast, die zoo zwaar is, dat ik niet begrepen heb, dat zich geen enkele jurist in de Kamers daar tegen verzet heeft. Het gevolg is dan ook geweest, dat, ten zij de delinkwent dit element zelf erkende, de rechter dit bewijs op allerlei zwakke gronden en vermeende aanwijzingen, als aanwezig tracht aan te geven. Opmerkelijk is daarnaast, dat men artikel 159 van het Crimineel Wetboek voor het krijgsvolk te Lande ook veranderd heeft door te bepalen: elk militair, die in tijd van vrede zonder verlof twee dagen of langer van zijn korps, detachement of garnizoen afwezig is, of langer dan acht dagen na het eindigen van zijn verlof afwezig blijft, zal als deserteur beschouwd worden, ten ware hij de reden van afwezigheid ten genoegen der rechters konde bewijzen. Dit was nu het terugnemen met de linkerhand, wat de rechterhand gegeven had. Was het niet te verwachten, dat in de Memorie van Toelichting op het Wetboek van Militair strafrecht geschreven staat (1): dat de wet een definitie van een misdrijf geeft, die zij echter alleen onder ze- 1) V. d. Hoeven o.c. dl II. blz. 127. 918

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 8