tijd tot stand zijn gekomen. Verder, wanneer allen overtuigd zijn. in hun chefs te zullen vinden menschen, die hunne belangen willen voorstaan en hunne belangen willen behartigen. De heer Teeuwen heeft mij verweten, dat ik op het gebied van het vereenigingsleven nog zulke verouderde ideeën heb. De heer Teeuwen: Dat heb ik niet gezegd. De heer Van Rietshoten: Commandant van het leger en Hoofd van het Departement van Oorlog: U hebt gezegd, dat ik oud en ouderwetsch ben, en wat het eerste deel betreft, hebt U volko men gelijk, daar ik misschien de oudste in dit gezelschap ben. Met den leeftijd gaat samen, dat men in sommige opzichten ouder wetsch is en blijft. De heer Teeuwen: Ja, als persoon, maar niet als legercom mandant. De heer Van Rietschoten: Commandant van het leger en Hoofd van het Departement van Oorlog: Maar de persoon is van het ambt moeilijk te scheiden. Waarschijnlijk is die uitdrukking gebezigd, naar aanleiding van. het feit, dat door den plaatselijken militairen commandant te Ma- gelang 'aan militairen de toegang is ontzegd tot een vergadering aldaar, welke de oprichting van de Sarekat Ambon ten doel had, en dat de afdeelingscommandant aan dit verbod uitbreiding heeft gegeven in dezen zin, dat vergaderingen belegd door de heeren Patty, Nojoan en Pikal, of waar deze heeren - de promotors van even- bedoelde vereeniging als sprekers zullen optreden, voor alle mili tairen in de 2de militaire afdeeling verboden zijn. Ik heb op een rekest van den heer Patty, waarin hij zich over dezen maatregel beklaagt, nog niet beslist, omdat omtrent een onderdeel van de zaak nog enkele inlichtingen worden verwacht van den afdeelingscommandant, maar om de heeren eenigszins te oriënteeren, moge het mij vergund zijn, hier in 't kort mede te deelen, waarom ik voorloopig mijne goedkeuring aan den getroffen maatregel heb gehecht. Ik moet daartoe eenigszins teruggaan en wel tot het tijdstip van 1 April 1919. den datum, waarop voor het eerst mijne aandacht op den heer Patty werd gevestigd, hoewel over vroegere tijdperken in het leven van dien persoon wel een en ander zou te zeggen zijn. Op dien datum dan, verscheen het eerste nummer van het blad „de Padaman", hetwelk, onder redactie van de heeren Patty en Nojoan, beoogde voorlichting te brengen aan de niet-Europeesche militairen, de gewapende politie, enz. De inhoud van het eerste nummer van dat, sedert opgeheven, biad was van dien aard, dat ik, in het belang van de krijgstucht en den goeden geest in het leger, mij genoodzaak zag het onder de verboden lectuur op te nemen. De heer Patty was tevens voorzitter of bestuurslid van een van de afdeelingen van het Ambonsch studiefonds, een vereeniging, welke 997

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 91