rijpende veldvruchten moest verbouwen; hij meldde LettOW, dat als niets tusschenbeide kwam, ong. midden Febr. (1918) geoogst kon worden. Het was derhalve voor VON LettOW van groot gewicht om tot het binnenhalen van dien oogst in deze streken te blijven. KOEHL strekte zijn patrouillegang uit tot aan zee; een zijner patrouilles onder Luitenant Wolfram bereikte de kust bij Mucufi (iets bezuiden van Port-Amelia), een andere zocht het terrein af tot aan de monding van de Lurio-rivier. Hier en daar werd op eenigen tegenstand gestooten, maar de Portugeezen lieten ais regel het terrein spoedig vrij, zoodat de patrouilles met veler ei buit konden terugkeeren. In deze streken was het land vrij goed bevolkt en ook beter bebouwd. Het is dus begrijpelijk, dat Lettow's troepen zich lang zamerhand hierheen verplaatsten. Zoo was de toestand, toen LettOW stond voor de jaarwisseling Met 1 lan. 1918 begonnen de Engelschen zich te bemoeien met zijn omzwervingen op Portugeesch gebied. Van uit Fort Johnston naderden twee bat. K.A.R. Luambala, voorts van uit Mtangula (aan het Nyassa-Meer) het 11de bat. Cape Corps (Zuid Afr. ha bloedsoldaten). Kapt. Goering, die te Luambala stond (Kapt. Otto was toen nog niet aangekomen), had met 3 comp. den stoot der K. A. K. opgevangen, maar wist zich nog te handhaven. Intusschen was Kapt Otto ter versterking naar Luambala gezonden met de opdracht het commando aldaar op zich te nemen. Hij bracht twee comp. mede. Lettow die gelegerd was te Mtarika en Chirumba, vond zijn positie niet gunstig, voor het geval Otto de K A R. rnet kon houden en de vijand langs de Lujenda naar het noorden zou marcheeren. Daarbij kwam, dat de regens ingevallen waren, zoodat het overtrekken van rivieren heel bezwaarlijk was. Hij verplaats e derhalve zijn geheele macht naar het oosten; hijzelf had geen moeite met basis en verbindingen, wijl hij die niet had, terwijl hij zeer goed wist, dat de Engelschen aan hun basis gebonden waren. De colonne-LETTOW marcheerde naar Mtende en Nanungu, ie colonne GOERING ging dwars door het terrein naar Mtende, terwijl de colonne-OTTO zich over Mahua naar de Lurio-rivier en vervol gens naar Nanungu begaf. Zooals reeds opgemerkt werd, kwam men in vrij goed bebouwde streken- vooral de afdeelingen-GOERiNG en Otto hadden het geluk om veel vivres te kunnen bemachtigen, die pas geoogst waren. 1242

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 156