2o met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren, indien het bevel
het werkdadig optreden tegen den vijand of de bestrijding van
oogenblikkelijk zeegevaar betrof.
Hoe is de toestand nu onder de vigeerende Crimineele Wetboeken:
alleen strafbaar is de uitdrukkelijke weigering en (of) het opzettelijk
nalaten; over de ongehoorzaamheid door schuld, spreekt de Wetgever
niet, dus is die ten allen tijde disciplinair strafbaar ingevolge artikel
10 van het Reglement van Krijgstucht. Hiermee heeft de samensteller
van het nieuwe Wetboek gebroken: de culpose ongehoorzaamheid
strafbaar in tijd van oorlog en daarnaast het plegen van het
feit ook in tijd van vrede: bestrijding van oogenblikkelijk zeegevaar
betreffende.
Keeren wij nu tot artikel 98 terug, dan zien wij, dat in afwijking
van het thans nog geldende recht van uitdrukkelijke weigering niet
meer gesproken wordt: de Wetgever spreekt slechts van weigering,
hetgeen reeds voldoende is, omdat ten slotte het verschil tusschen
beide uitdrukkingen slechts in de gradatie gezocht moet worden.
De overschrijding van het dienstbevel moet opzettelijk geschieden.
Welk bevel ligt nu ten grondslag aan de ongehoorzaamheid, in de
Crimineele Wetboeken wordt wel gesproken in artikel 80 (84) van
orders in den dienst gegeven, doch artikel 95 daarentegen spreekt
slechts van orders van dengene, die boven hem gesteld is; in de
practijk heeft men aangenomen, dat onder orders verstaan moeten
worden, dezulke, die den dienst betreffen, dus dienstorder, dienst
bevelen en komen wij dus van zelf op de woorden van de nieuwe
Wetgeving.
Deze dienst bevelen steunen niet alleen op een Wettelijk voorschrift,
doch ook op dienstvoorschriften, reglementen e.d. Van een toetsings-
recht van den mindere ten aanzien van het door den meerdere gegeven
bevel, zwijgt de Wet terecht, het zou onvereenigbaar geacht moeten
worden meteen goede krijgstucht, als een mindere ging onderzoeken
of de meerdere wel bevoegd was, dat bevel te gevenoverschrijding
daarvan blijft echter uitsluitend voor rekening van den meerdere,
terwijl de mindere door de bepaling van artikel 43 (51) lid 2 van
het Wetboek van Strafrecht gedekt wordt.
In de Wet op de Krijgstucht nu is onder artikel 71 aan den min
dere, die een dienstbevel krijgt van een meerdere en zich daarover
bezwaard voelt, het recht gegeven zijn beklag te doen, onder gehou
denis echter, dat de mindere dat bevel toch nakomt, hetgeen dus
weer geheel in de lijn ligt, dat de meerdere dan alle verantwoordelijk
heid voor de gevolgen op zich laadt.
1120