Wanneer een doorverbinding tot stand gebracht moet worden
tusschen een dubbeldraads-en een enkeldraadsgeleiding, dan wordt
de translatorknop, behoorende bij het in gebruik zijnd koordpaar,
neergedrukt, en niet eerder in haar vorigen stand teruggebracht, dan
nadat de verbinding kan worden verbroken.
Verbindingen tusschen twee enkelgeleidingen worden geheel be
handeld als die tusschen twee dubbelgeleidingen, dus zonder den
translator in te schakelen.
Om het gesprek tusschen twee posten te controleeren, schakelt
de centraalbedienaar zich in, door op de graduatorknop te druk
ken en tegelijkertijd den hoofdsleutel naar zich toe te halen. Hier
door wordt het gesprek geenszins gestoord. Wordt door hem niets
gehoord en wordt bij zijn hallo roepen (bij losgelaten graduator
knop) vernomen, dat de opgeroepene (d. i. de post door het voorste
koord verbonden) nog niet geantwoord heeft, dan wordt de alge-
meene weksleutel naar voren getrokken en met den generator nog
maals opgeroepen. De hoofdsleutel heeft hierbij zijn voorsten stand
en de graduatorknop wordt losgelaten. Om de post, verbonden
door de achterste stop, nogmaals afzonderlijk op te roepen, wordt
de weksleutel naar achteren geduwd.
Heeft de centraalbedienaar gedurende het gesprek aan een der
posten afzonderlijk een dringende mededeeling te doen, dan plaatst
hij den algemeenen spreeksleutel naar voren of naar achteren, al
naar gelang het betreft den post door de voorste stop dan wel den
post, door de achterste stop verbonden. De stand van den hoofd
sleutel is hierbij weer naar voren („spreekstand"). De afzonderlijke
spreek- en weksleutels moeten steeds zoo spoedig mogelijk weer
in hun normalen stand teruggebracht worden.
De hoofdsleutel, het sluitsignaal en de tusschengelegen verbinding-
stoppen en translatorsleutel vormen één verbindingsgroep.
Om een koord te onderzoeken, wordt het in de afzonderlijke
klink tot koordonderzoek gestoken, nadat de bijbehoorende hoofd
sleutel in spreekstand is gebracht. Wordt nu bij het inbrengen van
de stop een duidelijk „knak" gehoord, dan is dit een bewijs, dat
koord en stop in orde zijn. Hoort men niets, dan is öf één, öf zijn
allebei de aderen in het koord gebroken of zijn contacten in de
stop defect. Hoort men een voortdurend suisend of snerpend geluid,
wat bij het heen en weer bewegen van het koord nog verhoogd
wordt, dan is dit een bewijs, dat de aders öf beschadigd zijn öf
dat een los contact in de stop aanwezig is. De koorden moeten
dan verwisseld worden.
1019