eene afzonderlijke oorlogsbegrooting. (Men had tot nu toe alle
legeruitgaven op bons uit de algemeene inkomsten betaald.) De
bestaande militaire school werd gesloten, het oorlogsmateriëel ter
plaatse achtergelaten, wapens en munitie in magazijnen opge
hoopt, die niet voor 1882 bij de algemeene beschrijving, door het
bestuur van het protectoraat gelast, weer werden geopend.
De bey had dan ook veel moeite om in 1881 uit geregelde en
ongeregelde troepen een colonne te vormen, die onder bevel van
zijn lateren opvolger (toen bey el Mehaldeelnam aan het gevecht
bij Tesloer tegen de opgestane Oelad Ayar.
Het leger werd in 1883 na de definitieve instelling van het Fransche
protectoraat geheel ontbonden en "vervangen door de beylicale garde.
De generaal-commandant der bezettingstroepen is tegelijk minister
van oorlog van de Tunesische regeering. Hij heeft onder zijn bevel
de beylicale garde en de daarmee samenhangende diensten, verder
de opperste beslissing in alle zaken betreffende de recruteering.
Hij wordt bijgestaan door de Fransche officieren uitmakend de
militaire missie, waarvan de chef aan het hoofd staat van de centrale
administratie van het Tunesische leger.
De beylicale garde, sterk 6C0 man, bestaat uit 1 bataljon infante
rie, 1 peloton cavalerie, 3 sectiën artillerie en een muziekkorps,
alles naar Fransch model. Zij telt 32 officieren, het personeel van
magazijnen en arsenaal daaronder begrepen. De Fransche reglemen
ten en commando's worden toegepast. Volgens het officieele werk
is ze goed onderricht, zeer gedisciplineerd en natuurlijk „elle nous
est profondement dévouée".
Alsnu de recruteering. Moehamed Sadok had door een commissie
van 10 leden een wet op den militairen dienstplicht doen ontwer
pen, waaraan hij den weidschen titel gaf van „schitterend vaandel".
Zooals de wet van Louis Philippe van 15 Maart 18j2, waaraan
ze in hoofdzaak ontleend is, kent zij gevaillen van ontheffing en
vrijstelling, de plaatsvervanging en vrijwillige verbintenis. Zij voor
ziet niet in gevallen van ontzegging van militairen dienst. De duur
van den diensttijd werd op 8 jaar gesteld.
Deze wet werd, als gezegd, den 12en redjeb 1276 (7-2 1860) uit
gevaardigd. Om hare werking in het volgend jaar te verzekeren,
ontvingen de Inl. hoofden bevel onmiddellijk te beginnen met de
inschrijving der jonge lieden van 18 tot 32 jaar. Die inschrijving
bedoelde den aanleg van registers, die jaarlijks na de loting moesten
herzien worden en waarbij de ingeschrevenen, die den 33- jarigen
leeftijd hadden bereikt, werden doorgehaald en de jonge lieden van
1025
I. M. T. 67, 1921.