18 jaar werden ingeschreven. De laatsten liepen dus de kans van 15 lotingen (van 18 tot 32 jaar). De wet op den dienstplicht moest in beginsel in het geheele Regentschap worden toegepast, behalve bij de grensstammen, maar en zelfs vóór de uitvaardiging verleende de bey talrijke vrijstellingen. Aan den anderen kant weigerde de groote meerderheid der bevol king zich aan de inschrijving te onderwerpen, die aldus slechts 210G0 ingeschrevenen opleverde in stede van de 500CG, waarop men gerekend had. Alleen de steden en dorpen hadden gehoorzaamd. Zich niet sterk genoeg voelend om zijn wil door te drijven en een algemeenen opstand vreezend, liet Mohamed Sadok reeds het volgen de jaar alle gedachten aan toepassing der wet varen. Hij lichtte zon der loting uit de 2ILOó ingeschrevenen de mannen, die hij noodig had en hield ze voor onbepaalden tijd onder de wapens. Deze vormde het leger door de Franschen aangetroffen bij hunne bezetting van Tunis. De wet op den dienstplicht was dus niet toegepast. De eerste résident-géneral Gambon streefde er naar zoormn mogelijk wetten te maken en stelde zich tevreden met te zoeken naar inheemsche voorschriften, door de indolentie van de Inl. bestuurders meestaj in onbruik geraakt, en welke dan door hem in eere hersteld wer den. Hij greep dan ook dadelijk de gelegenheid aan, hem door de wet van 12 redjep geboden om op een goedkoope manier een behoor lijk leger op de been te brengen en aldus de kosten der Fransche bezetting te verminderen. Zulks was te meer geboden, daar die bezetting in Frankrijk allerminst populair was. Zoo riep men, nadat het Fransche leger den 31sten Maart 1181 Tunis was binnenge rukt, in Augustus d.a.v. reeds 10000 man naar Frankrijk terug om aldus de algemeene verkiezingen te beïnvloeden, maar met gevolg de opstand van Sfax. In 1883 werd de wet van 12 redjeb weer van kracht verklaard. Behalve de wijzigingen noodig geworden door de instelling van het protectoraat, is er sinds dien veel aan veranderd. De diensttijd werd al dadelijk op 2 jaar gesteid, doch bij beylicaal besluit van 26 December 1899 tot 3 jaar verlengd. Bij idem van 2 April 1904 werd de verplichting opgelegd na voleindiging van den diensttijd van 3 jaar nog 7 jaar bij de reserve te dienen. Tot 1890 bepaalde men zich de wet in 30 steden en dorpen toe te passen. In het tijdperk 1890—1895 wordt de werkingssfeer vol gens de bekende olievlekmethode der Franschen geleidelijk ver- twintigvoudigd (l) en tegenwoordig is ze in het geheele protectoraat (1) Zie het desbetreffende kaartje in La Tunisie. ed. off. 1896. 1026

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 24